Dat concludeert de Nationale ombudsman, A. Brenninkmeijer, dinsdag na een onderzoek. Hij wijst erop dat het departement in 2003 te vroeg sprak over een koninklijke onderscheiding voor Spijkers, omdat het toen alleen nog maar ging om een intern voorstel. Ook is herhaaldelijk een verkeerd beeld gegeven van de termijn waarbinnen informatie over de defensiemedewerker uit de systemen van het ministerie zou zijn gewist.Spijkers was maatschappelijk werker bij defensie toen hij nabestaanden moest vertellen dat munitiespecialist R. Ovaa was omgekomen bij een incident met een omstreden mijn van het type AP-23. Spijkers moest de weduwe vertellen dat haar man was omgekomen door diens eigen schuld, maar hij weigerde dat. Sindsdien raakten Spijkers en defensie met elkaar in conflict.

In 2002 werd een overeenkomst getekend waarin acht afspraken waren vastgelegd, onder meer over excuses, financiële compensatie, vergoeding van kosten van advocaten en artsen en voordracht voor een koninklijke onderscheiding. Er bleven echter problemen, wat de ombudsman ertoe bracht zelf onderzoek te doen.