„Bevindelijke CHE’ers open over geloof”
EDE - In de meeste bevindelijk gereformeerde gezinnen van studenten die betrokken waren bij een onderzoek van dr. J. C. Borst, wordt thuis openlijk over het geloof gesproken. Dr. Borst deed zijn onderzoek onder 25 bevindelijk gereformeerde vrouwelijke studenten binnen de afdeling SPH van de Christelijke Hogeschool Ede (CHE). Bijna de helft geeft wel aan kritisch naar hun kerk te kijken.
Dr. Borst, docent aan de pabo aan de CHE en hoogleraar praktische theologie aan de ETF in Leuven, interviewde 25 studenten uit de bevindelijk gereformeerde richting. Het doel van het onderzoek, dat verschijnt onder de titel ”Temptatio et Gaudium” (Uitg. Buijten & Schipperheijn, Amsterdam - de titel betekent: Aanvechting en Vreugde), is in de eerste plaats de inhoud en vorm van bevindelijk gereformeerde spiritualiteit in kaart te brengen.Daarnaast is het onderzoek volgens Borst ook van belang voor het bestuderen van de relatie tussen spiritualiteitsonderzoek en de motivatie tot het ethisch handelen in de hulpverlening.
Hij verbaasde zich over de openheid en uitvoerigheid waarmee de ondervraagden inzicht gaven in hun geloofsleven. „Als een gids nam iedere geïnterviewde mij mee over zonnige bergpaden en door donkere dalen.”
Desgevraagd zegt hij dat het positieve beeld dat hij van de groep kreeg hem verraste. „Allen geven ze aan dat ze gelukkig zijn en goed op hun plaats in de kerk en op de school.”
Innerlijke bevinding
Bevindelijk gereformeerden zien de relatie tussen God en mens primair als een zaak van innerlijke bevindingen. Er is een duidelijke overtuiging dat het geloof alleen door God aan de mens gegeven kan worden. „De grootste geloofsvraag van de bevindelijke gelovige is dan ook: wanneer is Gods Geest in mij aan het werk?”
Een aantal mensen geeft aan te geloven in „de theologie van de vierschaar”, dat wil zeggen dat mensen in het geweten vrede ontvangen nadat zij eerst God als Rechter hebben leren kennen.
Lang niet allen nemen deel aan het avondmaal. „Wanneer je op jonge leeftijd deelneemt aan het heilig avondmaal wordt ervan opgekeken en wordt van je verwacht dat je over je bekering vertelt.”
Bevindelijk gereformeerden omschrijven hun omgang met God als „dichtbij, levend, intiem en persoonlijk.”
De ervaring dat God het leven van de gelovige leidt, blijkt bij alle geïnterviewden uit de woorden: bescherming, geborgenheid, gedragen worden, rust, steun en toeverlaat.
Dr. Borst onderscheidt overigens bevinding van ”bevindelijkheid”, die volgens hem ongezonde, on-Bijbelse bevinding impliceert, omdat de christen uiteindelijk naar zichzelf en niet naar Christus verwijst.
Op de CHE spreekt een minderheid van de geïnterviewde studenten openlijk over hun geloof, aldus dr. Borst. Vrijwel alle geïnterviewden zeggen dat God hen onder Zijn Woord heeft gebracht. De helft kijkt kritisch aan tegen hun kerk, de andere helft zegt wel bij de kerk te blijven. „Een aantal spreekt liever niet over de eigen kerk. Verder spreken sommige geïnterviewden wisselend over hun kerk, van heel positief tot vaag, of niet respectvol.”
Die kritische houding is er overigens ook ten opzichte van andere kerkgenootschappen. „Enkele geïnterviewden vinden andere bevindelijk gereformeerde kerken wel zwaar. Enkele spreken er negatief over.”
Uitverkiezing
Er is ook gevraagd naar de uitverkiezing. Volgens dr. Borst legt de „bevindelijke” stroming vooral de nadruk op de verkiezing, terwijl de „orthodoxe” stroming het accent legt op het verbond. Een deel van de geïnterviewden zegt te leven en te geloven uitverkoren te zijn of te geloven uitverkoren te zijn, maar wel eens te twijfelen. Andere geïnterviewden zeggen dat ze niets met het begrip kunnen of dat het geen invloed heeft op hun geloofsleven.
Er is onder de ondervraagde studentes geen zekerheid aangaande het delen in het heil. Daarmee bedoelt dr. Borst dat ze wel zeker zijn van God en Zijn Woord, maar niet dat ze persoonlijk behouden zijn. „Veel bevindelijk gelovigen ervaren het leven niet alleen als een gave van God, maar ook als een opgave. In geestelijk opzicht kenmerken zij zich door een zekere lijdelijkheid en pessimisme.”
De meerderheid van de geïnterviewden zegt niet met hun predikant over hun geloof te hebben gesproken. Het grootse gedeelte geeft echter aan dit wel te willen.
Met een verwijzing naar prof. C. Graafland stelt dr. Borst dat binnen de gereformeerde gezindte er een steeds toenemende verdeeldheid is, die voor een niet gering deel is ontstaan door een verschillend waarderen van bevinding.
Representatief
Hoe representatief is deze studie? Dr. Borst: „Het gaat natuurlijk om slechts 25 studenten, waardoor het meer een kwaliteits- dan een representatief onderzoek is. Dat neemt niet weg dat we hier te doen hebben met 25 jonge vrouwen die van harte staan in de bevindelijk gereformeerde traditie. Als je een kwantitatief onderzoek zou doen onder bijvoorbeeld 2000 personen, is het denkbaar dat daar dezelfde conclusies uitkomen.”
Dr. Borst geeft aan het eind van zijn studie enkele aanbevelingen. In de opleiding SPH is volgens hem weinig tot geen aandacht voor beleving van de spiritualiteit van studenten, waaronder bevindelijk gereformeerde spiritualiteit. Hij bepleit dat spiritualiteit niet alleen als keuzevak wordt aangeboden, maar een structurele plaats in het curriculum krijgt.
Dr. Borst: „Winst van dit onderzoek is ook dat een zo’n gemêleerd gezelschap als de CHE, waar reformatorischen en evangelischen beiden hun plek hebben, ook iets anders leest over de bevindelijken dan wat Anne van der Meiden schrijft in zijn boeken. Daarom heeft het onderzoek ook een informatieve waarde, die de traditionele sombere beeldvorming van velen buiten de bevindelijke gezindte bijstelt.”