„Een kwestie van toerusten en gaan!”
PUTTEN - Zakenlieden helpen Jezus Christus te vinden, Hem te leren volgen en Zijn naam te verkondigen: het is de missie van CBMC in een notendop. De Nederlandse poot van de internationale organisatie voor christenzakenlui viert volgende week het vijftigjarig bestaan. Reden tot dankbaarheid is ruim voorhanden. „De zendingsopdracht uit Matthéüs 28: je ziet het hier voor je ogen gebeuren.”
Alweer zeventien jaar geleden trad Jan Suk (62) aan als directeur van CBMC in Nederland. Het netwerk voor christenzakenlieden telde hier toen een kleine dertig plaatselijke afdelingen. Inmiddels nadert de ledenteller de 600 personen en komen er kriskras door Nederland wekelijks zo’n negentig kringen samen.Toch doen cijfertjes er eigenlijk niet toe, benadrukt de CBMC-directeur. „Het gaat om de geestelijke inhoud. Niet om het numerieke. Zakenlui zijn van nature graag bezig met omzet tellen en marges berekenen. Ik vroeger ook. Maar God leert je dat tellen wel af. Net als bij koning David toen deze wilde weten hoeveel onderdanen hij had.”
Opvallend is dat CBMC zich, naast een groeiend ledental, ook gesteund weet door zo’n 2500 sympathisanten. Zijn zakenmensen soms huiverig voor een lidmaatschap? Suk: „Bij een lidmaatschap komen er inderdaad allerlei verplichtingen om de hoek kijken en dergelijke beslommeringen hebben zakenlui vaak al voldoende.”
De leden van CBMC vinden elkaar veelvuldig in het gebed. Nagenoeg alle plaatselijke afdelingen komen wekelijks bijeen voor Bijbelstudie en om daarnaast in een kring de handen te vouwen. Niet zelden hebben die bijeenkomsten plaats in alle vroegte, zegt Suk. „Zeven uur ’s ochtends of nog eerder. Zakenlieden hebben het druk. Bijeenkomsten als deze komen er gewoon bovenop.” De efficiëntie die een zakenman kenmerkt, raakt zelfs de Bijbelstudie. „De tekst en de aandachtspunten hiervoor plaatsten we op verzoek van de leden op een A4’tje.”
Christelijke zakenlieden kunnen in het bedrijfsleven een verschil maken, meent Suk. „Ze moeten daar tot een voorbeeld zijn voor anderen. Zo moet een christelijke leider niet het baasje willen uithangen, maar veel meer een dienende houding aannemen. Een goede leider zorgt voor zijn werknemers.”
De CBMC-directeur heeft de hoop dat zakenmensen via zijn organisatie leren hun Schepper vaker te raadplegen. „Wentel uw weg op de Heere en Hij zal het maken. Vertrouw niet te veel op eigen inzichten en overleggingen.”
Suk merkt op dat zakenlieden meer en meer openstaan voor religie. „Mensen zoeken naar zingeving van hun bestaan, zeker zakenlui. Al die weelde en rijkdom: het geweldige is er snel van af. Ze hunkeren vervolgens naar een stabiel fundament.”
De kerk is dat vaak niet, zegt Suk. „Zakenmensen voelen zich dikwijls niet aangesproken door traditionele instituten. Als kerken zijn we hen ook een beetje uit het oog verloren. Maar juist wanneer zakenlieden in hun leven ergens tegenaan zijn geknald, zoals bij een faillissement of een scheiding, staan zij open voor God. Dan heb je kans op aansluiting en mag je hopen op een geestelijke klik.”
Een club als CBMC is daarom na vijftig jaar nog altijd hard nodig, meent hij. „Zakenmensen spreken hun eigen taal, ze vormen een subcultuur. Je moet ze dus aanspreken in hun situatie.”
CBMC is verre van een club van evangelische mensen, stelt Suk. „De club is heel breed. We bereiken ook baptisten, gereformeerdebonders en zelfs rooms-katholieken.”
Mensen met een reformatorische achtergrond kiezen soms heel bewust niet voor CBMC’s reformatorische evenknie, de VRCL, zegt de CBMC-directeur. „De VRCL is toch een wat gesloten club. Wij treden meer naar buiten. De noodzaak van opbouw in het geloof en de training om ook buiten de eigen kring wervend bezig te zijn, leeft bij ons meer. Toch zouden we graag nauwer samenwerken met de VRCL, al vlot dat nog niet erg.”
Nieuwe leden uit reformatorische hoek moeten vaak wel even wennen aan de cultuur binnen CBMC. Suk: „Zo is een kringgebed voor hen vaak volledig nieuw. De eerste weken laten ze hun beurten nogal eens voorbijgaan. Later doen ze volop mee. Laatst vertelde een reformatorisch lid me dat hij bij CBMC pas écht heeft leren bidden. Niet het opdreunen van het bekende formulierengebed, maar werkelijk een persoonlijk gesprek voeren met de Heere.”
Als directeur maakte Suk in de afgelopen zeventien jaar van dichtbij mee dat God „input heeft voor de wereld.” De zendingsopdracht wordt via CBMC duidelijk in praktijk gebracht, meent hij. „Matthéüs 28:19: je ziet het voor je ogen gebeuren. Zakenlieden die vroeger bij wijze van spreken nergens aan deden starten ontwikkelingsprojecten in het buitenland. Vooral de jongere leden zijn soms onnavolgbaar: bij hen is het soms echt een kwestie van toerusten en gaan! Daar word ik enthousiast van. En dankbaar.”