„Het is niet logisch om muziek te veroordelen”
In het Iran van de jaren ’80 werd muziek bijna uitgebannen. Niet-religieuze liederen werden door de geestelijkheid verboden, de politie hield auto’s aan om cassetterecorders te controleren en aanstootgevende bandjes te vernielen. Vrouwen was het niet toegestaan te zingen voor mannelijk publiek.
Maar nu is muziek aan een comeback bezig. Tienerjongens en -meisjes maken samen muziek, vrouwenstemmen vertolken de laatste Iraanse hits en westerse muziek schalt uit de speakers in auto’s en in winkelcentra.
Hoewel veel van de vrijheden die president Mohammad Khatami had beloofd door de machtige clerus worden tegengehouden, zijn onder zijn invloed de sociale regels voldoende versoepeld om de behoefte aan populaire muziek ruimte te bieden.
Het risico van een ommekeer in de situatie blijft echter altijd aanwezig. In juni grepen extremisten in en voerden repressieve acties uit tegen volgens hen sociaal-immoreel gedrag. Jonge Iraniërs werden opgepakt omdat zij in hun auto’s naar harde muziek luisterden. Hun werd het verstoren van de openbare orde ten laste gelegd.
Onlangs werd het danser Mohammad Khordadian door een rechtbank in Teheran voor de rest van zijn leven verboden danslessen te geven. Hij kreeg daarnaast tien jaar voorwaardelijke gevangenisstraf voor zijn dansverleden. De danser was werkzaam in de Verenigde Staten en werd in Iran opgepakt toen hij voor het eerst sinds zijn vertrek een bezoek bracht aan zijn vaderland.
Na de Iraanse revolutie van 1979 werd alle pre-revolutionaire muziek door de Iraanse geestelijkheid verboden. Maar de laatste jaren winnen hervormingsgezinden terrein.
In 1999 mocht volkszangeres Horvash Khalili als eerste zangeres sinds de revolutie met toestemming van de regering een album opnemen, met de titel ”Melodie van Hamlet”. Op de achtergrond moest echter een mannelijk koor te horen zijn, om de mogelijk te verleidelijke vrouwenstem te neutraliseren. Bovendien mocht zij geen publiciteit geven aan het verschijnen van haar album, dat geen kassucces werd.
Maar Khalili’s laatste album -”Wilde gazelle”- is anders. Zij wordt daarop begeleid door een gitaar, een hakkebord en de vereiste mannenstemmen, maar haar eigen stem is luid en duidelijk te horen en haar foto staat op de platenhoes. Een aantal kranten plaatste advertenties met haar foto er, maar hield daar snel mee op toen de clerus tegensputterde. ”Wilde gazelle” wordt echter goed verkocht sinds het album in mei op de markt kwam.
„Ik heb er anderhalf jaar over gedaan om toestemming te krijgen voor mijn laatste plaat. Ondanks vele opgelegde beperkingen is het album een groot succes, mede dankzij het cultuurbeleid van Khatami”, zegt Khalili.
Khatami, zelf een geestelijke, leek Khalili openlijk zijn goedkeuring te geven door een optreden van haar te bezoeken tijdens de viering van de 22e verjaardag van de revolutie. Hij nam haar ook op in de delegatie die hem vergezelde tijdens zijn officiële bezoek aan China in 2000.
„Na jaren van stilte is de recente wedergeboorte van de muziek Irans nieuwe revolutie”, stelt Khalili. Veel Iraanse zangers zijn naar Los Angeles gegaan, waar zich een grote Iraanse gemeenschap bevindt, om daar hun albums te produceren. Khalili niet. „Ik had vanuit Los Angeles kunnen zingen, maar heb besloten de regels na te leven en te proberen muziek in de islamitische republiek te promoten.”
Tot voor kort kon alleen geluisterd worden naar illegale opnames van de zangers die vanuit Los Angeles opereren, maar nu zijn er legale versies op de markt.
Ook muziekscholen bloeien weer helemaal op. De 20-jarige Niloufar Sarayedaran gaat twee keer per week naar drumles op de Gamschool in het noorden van Teheran. Zij oefent er samen met haar mannelijke klasgenoot Shayan Asadi, die het hakkebord bespeelt. „Muziek is liefde, kennis van de ziel. Zoals ons lichaam voedsel nodig heeft, heeft onze ziel muziek nodig. Het is gewoon niet logisch om muziek te veroordelen”, zegt ze.
Volgens sommige geestelijken staat de muziek tussen de moslims en God in, leidt zij tot onzedelijke gedachten en druist zij in tegen het heersende sjiitisch-islamitische gedachtegoed in Iran. „Eenieder die beweert dat muziek toegestaan is, zal ik vertellen welke sjiitische heilige haar verboden heeft”, verklaarde Karamatollah Malek Hosseini, een mullah in Centraal-Iran, in het dagblad Hayat-e-Nou. Hij is een vertegenwoordiger van Irans geestelijk leider ayatollah Ali Khamenei.
Maar Hamid Vafaei, directeur van de Mehr-muziekschool, denkt dat de muzikale revolutie niet meer te stoppen is. Volgens hem zijn zelfs de kinderen van geestelijken geïnteresseerd in muziek en kunnen zij de muzikale verleiding niet weerstaan.