Dat blijkt uit een woensdag gepubliceerd rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) over vrijetijdsbesteding.Nederlanders besteden steeds meer tijd aan verplichtingen, zoals werk, zorg voor het gezin en studie. Het wekelijks aantal uren dat mensen tussen de 20 en de 65 jaar besteedt aan verplichtingen is opgelopen tot 48,6 (2005). In 2000 was dat nog 47,4 uur en in 1985 43,6 uur.

De verplichtingen stegen vooral doordat het gemiddelde aantal uren betaald werk per persoon groeide van 19 in 1985 tot 26 in 2005. Werkende mannen besteden gemiddeld ruim 40 uur aan hun baan, vrouwen bijna 29 uur. De stijging van het gemiddelde aantal uren komt geheel voor rekening van vrouwen die meer zijn gaan werken.

Bijna vier op de tien Nederlanders van 20 tot 65 jaar combineren betaald werk met zorgtaken. Onder vrouwen bedraagt dat aandeel bijna 45 procent, onder mannen ruim 30 procent.

Ouders steken ook meer tijd in de verzorging van hun kinderen. Tussen 2000 en 2005 steeg de zorg voor kinderen met ruim een uur tot 8,7 uur per week. Overigens concludeert het SCP dat mensen zich niet meer gehaast voelen dan voorheen.

De belangrijkste vrijetijdsbesteding is nog steeds televisiekijken. Het SCP heeft echter voor het eerst gemeten dat Nederlanders minder voor de buis zitten in vergelijking met het vorige SCP-tijdonderzoek, vijf jaar geleden.

Andere onderzoeken weerspreken dat juist. Volgens de SCP- onderzoekers is dat wel verklaarbaar. Het planbureau meet niet hoe lang de tv (ook als behang) aanstaat, maar hoe lang mensen daadwerkelijk naar de programma’s kijken. Dat „kwalitatieve tv-kijken” is afgenomen.

Nederlanders kijken gemiddeld 10,8 uur per week, 1,5 uur minder dan in 2000. Mensen zitten meer achter de computer; wekelijks vier uur in 2005, tegenover twee uur in 2000. Die toename heeft volgens het SCP voornamelijk te maken met internet. Tieners zitten wekelijks 8,5 uur achter de computer, waarvan 6 uur op internet. Ze kijken 6 uur televisie.

In 2005 waren Nederlanders 9,1 uur per week onderweg, in 2000 ging het om gemiddeld 8,4 uur. Twee vijfde van de reistijd hield verband met de vrije tijd. Het is vooral deze vorm van mobiliteit die sinds 2000 is toegenomen, met een halfuur per week. Grofweg de helft van de reistijd gaat per auto, ruim een derde betreft lopen of fietsen.

Sommige zaken blijven onveranderd. Zo is het slaappatroon hetzelfde gebleven. Nog altijd schuiven veel Nederlanders rond het middaguur en rond de klok van zes uur aan tafel om de maaltijd te nuttigen.