Met een nephoofd op de loopbrug
DEN HAAG - Twee uur per speeltuin, twee à drie speeltuinen per dag, drie maanden onderzoek. De speeltuinentest kostte ANWB-medewerker Els Punt een zee van tijd. „’t Was best wel heftig.”
Punt bezocht samen met een collega de 103 onderzochte speeltuinen. „Ieder de helft, een hele klus. We maakten foto’s van de toestellen en hebben die samen drie keer bekeken en besproken.”Punt ging gewapend met een tas naar de speeltuinen toe. „In die tas zaten een nephoofd, neparmen, nepvingers, een meetlint en een koord. Allemaal materiaal om testen mee te doen. Meestal was ik zo’n twee uur per speeltuin bezig. Ik deed er hooguit drie op een dag. Meer lukte niet vanwege de reistijd, maar ook omdat op een gegeven moment de concentratie achteruitgaat.”
Punt en haar collega keken niet alleen naar veiligheid. „We letten er ook op of een speeltuin er verzorgd en aantrekkelijk uitzag. Liggen er bijvoorbeeld dierenuitwerpselen? Is de speeltuin afgeschermd van het verkeer?”
Soms verbaasde Punt zich over wat ze aantrof. „Klimrekken met een ondergrond van gras mogen al lang niet meer. Veel te hard. Toch zag ik dat nog geregeld.”
De speeltuin in Schijndel scoorde met een 2,3 het slechtst. Punt pakt de brief met de reactie van de gemeente erbij. „Ze zijn er natuurlijk niet blij mee, maar bestrijden bepaalde uitkomsten van het onderzoek.” Daarmee raakt de ANWB-tester een probleem: „Er is onduidelijkheid over de regels en de interpretatie ervan. Voor sommige speeltoestellen bestaan heel duidelijke regels; voor andere, de loopbrug bijvoorbeeld, niet. Je krijgt dan al snel discussie over wat nog wel acceptabel is en wat niet meer.”
Punt wijt dat mede aan de „vele spelers” op de markt. „Niet alleen de gemeente, maar ook de fabrikant en de leverancier. Ieder heeft zijn eigen verantwoordelijkheid om kritisch te kijken naar de veiligheid van speeltoestellen. Op dit gebied valt het nodige te verbeteren.”
Punt ziet vervolgonderzoek wel zitten. „We hebben de particuliere speeltuinen nog niet gehad, om over de speeltuintjes in restaurants en winkelketens zoals IKEA maar niet te spreken. Daar hebben we helemaal geen zicht op.”