„Tweede paasdag had ik niet moeten noemen”
UTRECHT - Spijt van zijn voorstel om een christelijke feestdag in te ruilen voor het islamitische suiker- of offerfeest heeft R. van Splunder niet. „Je moet soms het lef hebben om gevoelige zaken bespreekbaar te maken. Maar je moet het ook aandurven om bij weerstand je ideeën weer in te trekken.”
En dat deed de vicevoorzitter van de christelijke vakorganisatie CNV dan ook. Dinsdagmorgen maakte hij bekend dat zijn omstreden voorstel om tweede paasdag of Tweede Pinksterdag als algemene feestdag in te ruilen voor het islamitische suiker- of offerfeest wegens massale weerstand van de baan is.De afgelopen dagen kreeg de vakorganisatie honderden, veelal boze reacties binnen op het voorstel dat Van Splunder deed in een interview met de Nederlandse Islamitische Omroep (NIO) dat zaterdag werd uitgezonden.
Had u een dergelijke weerstand verwacht?
„Allereerst: mijn opmerking was geen slip of the tongue, ik heb het bewust gedaan. Natuurlijk had ik niet gedacht dat het idee zonder slag of stoot zou worden aanvaard, maar zo veel weerstand had ik niet voorzien. Van de honderden reacties was ruim 95 procent ronduit negatief over mijn voorstel. Ook de felheid en de emotie in de reacties verbaasden me. Ik heb mails gekregen waaruit duidelijk bleek, en dan zeg ik het voorzichtig, dat wanneer je het woord islam noemt, mensen reageren alsof ze op een speldenkussen zijn gaan zitten.”
Had u het voorstel liever niet gedaan?
„Het is goed dat we hebben aangegeven dat de vierdagen van niet-christelijke religieuze groeperingen een wettelijk kader verdienen. Een officiële moslimfeestdag zou van respect getuigen. Een vakbeweging, zeker een christelijke, moet de discussie hierover aangaan. Alleen ging mijn voorstel als startpunt hiervan duidelijk te ver.
Spijt heb ik echter alleen van mijn voorstel om wellicht tweede paasdag in te ruilen. Uit alle reacties komt duidelijk naar voren dat Pasen voor christenen heel erg belangrijk is. Aan de vrije dag met Hemelvaart wordt duidelijk minder belang gehecht. Dat heb ik verkeerd ingeschat.”
Vroeger was de CNV toch mordicus tegen dit soort wijzigingen?
„Dat klopt. Tot nu toe probeerden we voor moslims afspraken voor verlof te maken in specifieke cao’s. Enkele arbeidsovereenkomsten bieden moslimwerknemers zelfs de mogelijkheid om algemene vrije dagen te ruilen voor hun eigen vierdagen. Het gevaar hiervan is echter dat de meerderheid van de werknemers in een bedrijf het voor een moslimminderheid onmogelijk maakt om dit daadwerkelijk te doen. Wij wilden daarom een stap verder gaan.”
Heeft u zich vergaloppeerd in de principiële achtergrond van uw leden?
„Dat denk ik niet. Een deel van de reacties betrof mensen die het in de wet opnemen van niet-christelijke feestdagen al ten principale afwijzen. Er is maar één God, zo redeneren zij. Het grootste deel van de bellers bleek echter positief te staan tegenover het idee om niet-christenen meer rechten te geven om hun religieuze feestdagen te vieren.”
U blijft de discussie hierover voeren?
„De komende weken gaan we bekijken hoe we verder invulling kunnen geven aan de relatie tussen religie en werk. Daaruit zou kunnen blijken dat de cao-onderhandelingstafel de geëigende plaats is om deze zaken te regelen. Of misschien ligt het maken van individuele afspraken tussen werkgevers en werknemers meer voor de hand. Ook is wettelijke verankering van feestdagen voor moslims nog een optie, alleen mag dat niet ten koste gaan van christelijke vrije dagen. Die uitruil is echt van de baan.”
Is de discussie omtrent feestdagen voor moslims ingegeven door de wens om onder hen leden te werven nu de organisatiegraad van vakbonden gestaag terugloopt?
„Dat verwijt heb ik van veel bellers ook gekregen. Ik kan u verzekeren: zieltjeswinnerij is in dit verband niet aan de orde. Nieuwe leden werf je ook niet met dergelijke algemene opmerkingen. Een vakbeweging is er echter niet alleen voor de cao-onderhandelingen. Het maatschappelijk debat moeten we niet willen schuwen.”