Na verkiezingen moet de Kamer gaan kiezen
Hoe lang is hij minister geweest? Slechts een jaar. Wat heeft hij in die tijd gedaan? Behalve zijn gal spuwen over de Haagse slangenkuil, weinig concreets. Toch moeten we de invloed van „kereltje Pechtold” -een term van oud-Volkskrantcolumnist Blokker- op het landsbestuur op de lange termijn niet onderschatten.
Aan de macht gekomen na het zogeheten paasakkoord in 2005, in een tijd dat het politieke klimaat nauwelijks ruimte bood voor bestuurlijke vernieuwing, deed de D66’er een slimme zet. Met ongekende voortvarendheid stelde hij, behalve het zogeheten Burgerforum, ook de Nationale Conventie samen, een groep deskundigen die het bestuurlijk en staatkundig functioneren van Nederland onder de loep moest nemen om vervolgens met aanbevelingen voor de toekomst te komen.Pechtolds strategie: ook al duurt de coalitie van CDA, VVD en D66 nog maar kort en ben ik slechts ’minister van onderzoekjes’, ik zal er toch voor zorgen dat een volgende coalitie -van welke politieke kleur ook- niet om de conclusies van een zó breed opgezette en gerenommeerde denktank heen kan.
Pechtold is nog eerder van het Haagse toneel verdwenen dan hij zelf had gedacht. Maar nu er door de Nationale Conventie een gedegen rapport is afgescheiden, lijkt het er veel op dat de oud-minister van Bestuurlijke Vernieuwing in zijn opzet is geslaagd om over zijn politieke graf heen te regeren. Voor de verkiezingsprogramma’s komt het rapport weliswaar te laat, maar in de kabinetsformatie na 22 november zal ”Hart voor de publieke zaak” zeker een rol gaan spelen. Dat perspectief moet ambteloos burger Pechtold, gezeten in zijn Wageningse achtertuin, goed doen.
Of het rapport Nederland ook goed gaat doen, valt nog te bezien. Een aantal aanbevelingen is -zoals vaker het geval bij bestuurlijke vernieuwing- voor discussie vatbaar. Zo staat lang niet vast of een bindend correctief wetgevingsreferendum de werking van onze democratie werkelijk verbetert.
Dat neemt niet weg dat onderdelen van het rapport zeker hout snijden. Sterk is de manier waarop de conventie de werkwijze van de Tweede Kamer analyseert; interessant de oplossing die zij op dit terrein aandraagt.
Een krachtig opererend parlement is cruciaal voor de kwaliteit van een democratie. De grote en inmiddels klassieke vraag is hoe de macht van de Kamer tegenover het kabinet versterkt kan worden. Hoe slaagt de volksvertegenwoordiging erin een regering werkelijk kritisch te volgen, te corrigeren en bij te sturen? Hoe krijgt zij greep op een kabinet dat met zijn legioenen ambtenaren in principe altijd een voorsprong heeft op het parlement als het gaat om initiatief, kennis van zaken en menskracht?
Op dit punt is in het achterliggende decennium wel degelijk enige, zij het bescheiden vooruitgang geboekt. Zo heeft de Tweede Kamer de regering ertoe gedwongen om een halfjaar na Prinsjesdag verantwoording af te leggen over de gemaakte vorderingen op elk beleidsterrein, de derde woensdag in mei, ook wel Woensdag Gehaktdag genaamd. Ook is de eigen onderzoekscapaciteit van de Kamer enigszins uitgebreid.
Maar -en hier komen we bij het kritiekpunt van de Nationale Conventie- dat alles neemt niet weg dat het parlement nog dikwijls achter de feiten aanholt en verbrokkeld en incidenteel bezig is het kabinetsbeleid te volgen. Dit nu zou een stuk beter kunnen, menen Conventievoorzitter Hoekstra en de zijnen, als de Kamer aan het begin van een parlementair jaar een aantal hoofdpunten zou formuleren waarop hij de regering in het bijzonder wil gaan volgen.
Hierdoor kan de volksvertegenwoordiging meer proactief, met een eigen agenda, het kabinet controleren en zich losmaken van de departementale verkokering waarin zij nu veelal gevangen zit. Door met beslistheid te kiezen voor een beperkt aantal thema’s, thema’s die er de komende jaren echt toe doen, en daarover pittige debatten te voeren, kan de Kamer zich niet alleen onafhankelijker opstellen tegenover het kabinet, maar kan zij zich ook meer toewenden naar de samenleving. Op die wijze neemt zij de les van Fortuyn ter harte en is zij werkelijk volksvertegenwoordiging.
Toegegeven, de weg die Hoekstra en de zijnen voorstellen, is geen gemakkelijke. Het behoeft geen betoog dat juist bij het vaststellen van speerpunten voor de komende regeerperiode politieke tegenstellingen een rol gaan spelen.
Maar wie niet waagt, die niet wint. De zaak waar het om gaat, een sterker parlement, is het waard om in deze richting op zijn minst een poging te wagen. Laat daarom, nadat op 22 november het volk zijn keuze heeft bepaald, de Kamer ook eens werkelijke keuzes gaan maken.