Opinie

Genuanceerde geschiedschrijving

De calvinistische geschiedschrijving van de Reformatie is niet altijd evenwichtig, het zou ontbreken aan de nodige nuance. Ook reformatorische historici zijn die mening toegedaan. Er wordt te veel een zwart-witschema gehanteerd, waarbij het zwart voor de rooms-katholieken is en het wit voor de protestanten. Toch valt op die kritiek af te dingen.

W. B. Kranendonk
13 October 2006 09:12Gewijzigd op 14 November 2020 04:11

De verteller B. J. van Wijk geeft in zijn historisch vertelboek ”Zoals Gods vinger schrijft” een ongenuanceerd beeld van de Reformatie van ons land. En daarin staat hij niet alleen. Ook andere protestantse vertellers van de geschiedenis doen dat, zij het dat hun toon soms gematigder is.Die conclusie trekt de Dordtse historicus P. Verhoeve in een alleszins lezenswaardig artikel in het orgaan van de Vereniging Protestants Nederland. De hervormingsgezinden deden volgens Van Wijk alles goed, de roomsen alles verkeerd. De watergeuzen waren „koene helden” en de Spanjaarden „hels gebroed.” De overwinning die uiteindelijk op Rome en Spanje werd behaald, was een „wonder Gods”, waar de bewoners van de Lage Landen reikhalzend naar hebben uitgezien.

Op grond van een beperkt onderzoek komt Verhoeve tot de stelling dat binnen reformatorische kring bekende boeken over de Nederlandse Opstand een subjectief en soms overdreven beeld van de Reformatie geven dat niet overeenkomt met de historische werkelijkheid. Hij stelt voor om leerlingen een eerlijker, genuanceerder beeld voor te houden.

Wel ziet hij verbetering. De methode Bronwijzer, die op veel reformatorische scholen wordt gebruikt, is minder eenzijdig en hanteert een minder gezwollen toon dan eerdere publicaties. Maar toch is zijn slotsom: „Nederland heeft dringend behoefte aan historici die vakwerk met visie combineren. Alleen dat laatste te etaleren, levert historische kitsch op.”

Dwang
Verhoeve heeft zeker een punt. Het beeld van de doorwerking van de Reformatie in ons land dat vele generaties op de lagere school is geschetst, is ongenuanceerd. In veel streken is de hervormde leer van bovenaf opgelegd. Zo dwongen de geuzen geregeld dorpspastoors om met onmiddellijke ingang het bedienen van de mis te staken en voortaan het heilig avondmaal te bedienen. En de beeldenstorm had echt niet alleen te maken met een afkeer van de vervloekte afgoderij en beeldendienst in de roomse kerken. Sociaaleconomische motieven waren minstens zo belangrijk.

Aan die aspecten wordt in het geschiedenisonderwijs op basisscholen weinig of geen aandacht gegeven. Die constatering is terecht. In vertelboeken zoals die van Van Wijk of die van Jan van Reenen -”De grote geschiedenis van een klein land”- komen die ook nauwelijks of niet aan bod.

Weg dus met die opgeklopte, eenzijdige verhalen van P. de Zeeuw J. Gzn, H. te Merwe, W. G. van der Hulst en andere protestantse vertellers van de vaderlandse geschiedenis, met excuses voor het gebruik van deze laatste, inmiddels beladen term. Om maar niet te spreken over de boeken van (kerk)historici uit de zeventiende en de achttiende eeuw die de wonderen van de Allerhoogste verhaalden. Hun werken zijn hooguit antiquarisch van betekenis.

Natuurlijk zal Verhoeve dit zo niet bedoelen. Ik durf te veronderstellen dat dit fraaie ”oud goud” ook in zijn eigen boekenkast staat en dat hij in zijn jeugd met genoegen ”Er op of er onder” heeft gelezen. Maar het afdanken van die boeken is wel de consequentie van zijn stelling. Deze boeken hebben afgedaan omdat we meer oog hebben gekregen voor de nuance.

Bevatten
Geschiedschrijving moet eerlijk zijn. Dat is waar. Geschiedenisonderwijs moet historisch verantwoord zijn. Terecht dat Verhoeve daarvoor pleit. Toch dreigt hier een gevaar, dat in het pleidooi van Verhoeve in het geheel niet aan de orde komt.

Iedere leerkracht weet dat kinderen niet alles op één dag leren. Sterker, dat je in het onderwijs rekening moet houden met het ontwikkelingsniveau van de leerling. Een jong kind begrijpt minder dan een middelbare scholier. Niet voor niets zegt de Bijbel dat ouders hun kinderen moeten leren naar de eis huns wegs, dat wil zeggen naar hetgeen zij bevatten kunnen.

Bij het vertellen van geschiedverhalen zal hier terdege rekening mee moeten worden gehouden. Dat de Reformatie vaak is opgedrongen of op zijn minst in veel plaatsen van bovenaf is opgelegd, zal een basisschoolleerling van elf jaar nauwelijks kunnen meemaken. Dat prins Willem van Oranje zich niet altijd even vroom gedroeg, is waar. Maar moet dat aan een kind worden verteld?

Kan een leerling van groep 6 of 7 het aan dat er vooral ook onzuivere motieven zaten bij de strijd om de vrijheid en de Reformatie? Het denkt vaak nog heel zwart-wit en kent nauwelijks grijstinten. Dan is het niet verantwoord hun te veel grijstinten op te dringen. Waarom is het onverantwoord kinderen op die leeftijd vooral te vertellen welke offers mensen brachten voor de ware religie en hoe de Heere soms op ongedachte momenten uitkomst gaf?

Functie
Geschiedenisonderwijs heeft toch ook iets van voorbeelden voorhouden. Juist de verhalen over het leven van historische figuren en over belangrijke momenten uit de geschiedenis hebben kinderen nodig om hun liefde tot de geschiedenis van kerk en vaderland te ontwikkelen. Met deze mannen kunnen zij zich ook identificeren.

Natuurlijk zal het beeld scherper, genuanceerder moeten worden als de leerlingen ouder worden. Wanneer hun dat echter wordt voorgehouden op een moment dat ze daar intellectueel en emotioneel nog niet aan toe zijn, kan er veel schade worden aangericht.

Ter vergelijking: voor een kind van acht kan vader alles; voor een jongere van zestien is er veel op vader aan te merken. Heldenverhalen hebben daarom wel degelijk een functie in de ontwikkeling van het historisch besef van jongeren.

De auteur is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer