Blijmoedig getuigen in contact met atheïst
In contacten met atheïsten heeft dr. W. H. Velema ervaren dat het verstandelijk gesprek ontoereikend is om te overtuigen. We kunnen alleen getuigenis afleggen van het antwoord dat God geeft, een blijmoedig antwoord, waarin de toon van redding en heil doorklinkt, schrijft hij.
De laatste maanden las ik tot tweemaal toe een pleidooi voor het atheïsme. Ik noem de titels van de artikelen en de namen van de schrijvers. Niet met genoegen, maar wel om de vindplaats van de teksten aan te wijzen. Ik stel er altijd prijs op dat lezers mij kunnen narekenen. Dan moeten ze zelf kunnen lezen wat mij heeft getroffen, en waaraan ik mijn gegevens ontleen.
Prof. Piet Borst schreef een artikel ”God, nee dank u”. Hij vertelt van een bijdrage aan een studentenbijeenkomst in de aula van de Universiteit van Utrecht. Op de eerste echt mooie avond van mei zat heel Utrecht in de binnenstad op straat, terwijl de Federatie Broederoverleg Christelijke Studenten een forum had georganiseerd over Religie à la carte. Vertegenwoordigers van verschillende godsdiensten waren uitgenodigd. Ook de heer Piet Borst. Tussen de regels door vertelt hij in het artikel in NRC Handelsblad van 2 juni dat hij familie is van voormalig minister Borst. Hij vertelt dat hij al in de derde generatie atheïst is. Hij is dus niet van het geloof afgevallen, hij leeft eenvoudig zonder geloof. Borst vertelt over kinderen en kleinkinderen. Ik moet aannemen dat zij in dezelfde traditie van atheïsme leven, dat zijn dan dus vijf geslachten.
Op 5 mei -merkwaardige datum in onze geschiedenis- verscheen in de bijlage Letter en Geest van dagblad Trouw een artikel, ”Daarom noem ik mij atheïst”, geschreven door Ralf Bodelier. Hij is afkomstig uit een Limburgs rooms-katholiek gezin. Hij heeft theologie gestudeerd en in zijn jeugd de rituelen waargenomen. Achteraf kan hij zich nog maar amper voorstellen dat hij zich ooit gelovig noemde: „Als je besluit op te houden met geloven dan is het ook zo voorbij. Dat is althans mijn ervaring.”
Deze twee schrijvers zijn niet de enigen in onze samenleving die zich bewust atheïst noemen en zich door hun publicatie ook zo profileren. Maarten ’t Hart is hun literaire kompaan. Er zijn er te veel om op te noemen.
Enkele motieven
Krantenartikelen kunnen slechts een indruk geven van motieven voor het sinds lang of sinds kort beleden atheïsme. In beide artikelen vindt de lezer het een en ander, vooral het kwaad, onrecht en geweld door de eeuwen heen door christenen bedreven, soms met een beroep op de Bijbel. Daarbij de pretentie van morele superioriteit van christenen, terwijl de hierboven bedoelde gruwelen minstens zo wreed zijn als wat niet-gelovigen hebben gedaan. Verder de botsing met de wetenschap (vooral met het evolutionisme van Darwin) en het onverklaarbare en onaanvaardbare voor veel mensen van leed en lijden.
Ik noemde lang niet alles. De lezer zal de beschuldigingen als evenzovele contra-argumenten tegen het belijden van het geloof in de drie-enige God herkennen.
Ik stel dit onderwerp aan de orde omdat onze jongeren ermee in aanraking komen. Ik noemde al een van de moderne romanschrijvers, die uitermate populair is. Daarnaast wordt via de verschillende soorten van media het atheïsme gepropageerd, ja zeer vrijmoedig beleden. Door sommigen zelfs als een verlost zijn uit het knellende juk van het christelijk geloof.
Wat zullen we zeggen?
Wat zullen we dan tot deze dingen zeggen, vraagt Paulus zijn lezers in Romeinen 8:31. Dat betekent zo veel als: Wat doen we hiermee? Wat denken we ervan? Hoe krijgen we deel aan het Evangelie dat Paulus in de voorgaande verzen heeft beleden? Het is een heel praktische vraag. Ze kwam in mijn hart op toen ik deze beide artikelen op mij liet inwerken.
Sommigen onder ons zijn geneigd te reageren met een tegenargumentatie. Ze proberen het dwaze van het ongeloof aan te tonen door te wijzen op het lege en het holle van het atheïsme. Anderen voegen daar het hoogmoedige aan toe, van een mens die denkt zonder God te kunnen leven; alsof „alles vanzelf ontstaat en gaat”, of „alsof de mens zelf het heft in handen heeft.”
Hoe aangrijpend zo’n poging ook kan zijn om het tegenbewijs tegen het atheïsme te leveren, het is onvoldoende om een ongelovige te overtuigen.
Geloven in de drie-enige God is een geschenk uit de hemel. Het is Gods gave aan een zondig, in zichzelf verloren mensenkind. Dit moet voorop staan. Ieder die leert geloven, stuit op deze werkelijkheid. Het voorrecht te gaan geloven, is Gods verlossing van deze zondige eigengerechtigheid en van het op zichzelf gericht zijn. Kort gezegd: het is het wonder van genade.
God gebruikt middelen
God gebruikt middelen, vooral Zijn Woord. Het geloof is uit het gehoor en het gehoor door het Woord Gods (Romeinen 10:17).
In het contact met atheïsten komt het eropaan dat Woord praktisch, dat is op de situatie toegepast, te brengen. Ik denk aan drie vragen waar ieder mens een antwoord op zoekt en ook wil vinden. Allereerst: Waar kom ik vandaan? Vervolgens: Waar ga ik naartoe? En als derde: Wat is de weg van mijn herkomst naar mijn toekomst?
Ik zeg niet dat ieder mens even bewust deze vragen stelt. Maar het onderscheid tussen mens en dier bestaat vooral daarin dat een dier deze vragen niet kent en ze dus ook niet stelt. Een mens wil er een antwoord op. Hij wil ermee klaarkomen.
Daarom zal een gesprek met een atheïst juist over deze vragen gaan.
Het ligt voor de hand dat ook een atheïst op deze vragen een antwoord heeft. Het zal echter altijd een antwoord zijn in het horizontale vlak, zonder dat er een andere dimensie (transcendentie, God) aan te pas komt. Een mens die de vragen in dat vlak meent te kunnen en te moeten oplossen, is onvoorstelbaar zelfgenoegzaam. Hij kent zichzelf een kracht en wijsheid toe die het menszijn te boven gaan. Ik kan me moeilijk voorstellen dat een weldenkend mens aan zichzelf genoeg heeft. Ik weet dat hij dat zegt. Hij kan het echter niet volhouden. Hij komt voor vragen en raadselen te staan voor de oplossing waarvan het menselijk verstand, ja het menszijn in zijn geheel ontoereikend is.
Door getuigen overtuigen
Ik kan me niet voorstellen dat er bij de meest fervente atheïsten nooit momenten zijn waarin zij het ontoereikende van hun menszijn en hun psychische en geestelijke mogelijkheden beseffen. Een tot God bekeerde geleerde als C. S. Lewis is juist op dit punt door de knieën gegaan voor God. Daarna is er plaats gekomen voor de Middelaar en Zaligmaker Jezus Christus.
Ik heb in contacten met atheïsten ervaren dat het verstandelijk gesprek ontoereikend is om te overtuigen. We kunnen alleen getuigenis afleggen van het antwoord dat God geeft op de drie vragen die ik hierboven stelde.
En dan een blijmoedig antwoord, waarin de toon van redding en heil doorklinkt. De vreugde van het mogen vinden, omdat we door God gezocht en gevonden zijn. Het wonder van thuiskomen aan het Vaderhart en in het Vaderhuis. Dan worden niet alle vragen opgelost of beantwoord. De kernvraag wordt echter wel beantwoord, in de ontmoeting met een genadige God, door de Middelaar Jezus Christus en door de krachtige werking van de Heilige Geest.
Daarom nodig ik ieder die God kent uit tot een krachtig en blijmoedig getuigenis van zijn of haar geloof in de drie-enige God. Dat getuigenis klinkt het helderst in het loflied, waarin God dank wordt gebracht voor Zijn genade.
De auteur is ethicus en emeritus hoogleraar van de Christelijke Gereformeerde Kerken.