Vlaming zijn, om Europeeër te worden
Titel: ”De wandelende jood. Opstellen over literatuur, kunst en politiek”
Auteur: August Vermeylen; samengesteld en ingeleid door Raymond Vervliet
Uitgeverij: Houtekiet, Antwerpen/Amsterdam, 2006
ISBN 90 5240 884 x
Pagina’s: 282
Prijs: € 15,-.
„Mijn vriend, wij zullen dit land schoner maken!” ”Dit land” is Vlaanderen en de zin vormt het slot van een verhaal dat de jonge August Vermeylen in 1896 publiceerde in het Vlaamse tijdschrift Van Nu en Straks. Dit verhaal geeft inzicht in zijn levensbeschouwelijke ontwikkeling, een zoektocht die hem leidde naar het ’schone’ leven. Uit zijn werk stelde Raymond Vervliet een uitvoerige bloemlezing samen met daarin ”De wandelende jood” en een flink aantal opstellen. De Vlaming August Vermeylen (1872-1945) was veelzijdig intellectueel en kunstzinnig begaafd. Als literair prozaïst, maar vooral ook als criticus, essayist en kunsthistoricus was hij de leidsman van zijn generatie. Zijn bewuste keuze voor het Vlaams plaatst hem in de Vlaamse Beweging, zij het in een heel eigen, kritische positie.
Gedurende veertig jaar was hij hoogleraar kunstgeschiedenis, Nederlandse letterkunde en wereldliteratuur. Hij wilde Vlaanderen opheffen in de vaart der volken, de Vlaamse cultuur opheffen tot Europees peil. Voor dat ideaal streed hij. Dat verklaart de kritische instelling van vele essays. Het verklaart ook zijn intense bemoeienis met het Vlaamse tijdschriftwezen. Boven aan die lijst van tijdschriften staat ongetwijfeld Van Nu en Straks.
Gemeenschap
Dit belangrijke tijdschrift beleefde twee reeksen: de eerste reeks omvat de jaren 1893 en 1894, gevolgd door een tweejarige onderbreking, de tweede de jaren 1896 tot 1901. Het wilde een tijdschrift zijn voor jongeren uit Zuid-Nederland, zonder esthetische dogma’s, een voorhoedeorgaan gewijd aan de kunst van Nu en nieuwsgierig naar de kunst van Straks, zowel hier als in het buitenland (Europa komt zo al duidelijk om de hoek kijken).
Er bestond grote verscheidenheid binnen de redactie, zowel esthetisch als levensbeschouwelijk: zo was Prosper van Langendonck een overtuigd rooms-katholiek, in tegenstelling tot de humanistisch georiënteerde August Vermeylen. Levensbeschouwelijke ruimte, met respect voor de ander, was fundamenteel. Grote Vlaamse auteurs als Stijn Streuvels en Karel van de Woestijne behoorden tot de kring van het tijdschrift, evenals Herman Teirlinck, die de brug vormt naar de volgende periode met het tijdschrift Vlaanderen.
Het blad is wel vergeleken met De Nieuwe Gids van Willem Kloos, maar er zijn wezenlijke verschillen. Het individualisme dat de redactie nastreefde leidde niet tot zelfvergoddelijking als bij Kloos -„Ik ben een God in ’t diepst van mijn gedachten”- en gehandhaafd bleef altijd de band met de gemeenschap, het volk. Vermeylen zocht naar een synthese van individualist en gemeenschapsmens.
Vlaamse Beweging
Hierboven viel reeds de naam Vlaamse Beweging. Deze stroming begon rond 1830 als een bewustwordingsproces bij schrijvers als Jan Frans Willems en Hendrik Conscience en, iets later, Guido Gezelle: de Vlamingen moesten zich weer bewust worden, na lange onderdrukking door het Frans, van eigen taal, eigen cultuur, eigen literatuur. Met Vermeylen en Van Nu en Straks begint de tweede periode van deze beweging: een eigen plaats bevechten is niet genoeg, er moet nu gestreefd worden naar cultureel en literair niveau.
In deze discussie had Vermeylen een belangrijk aandeel, in het bijzonder met twee kritische opstellen: ”Kritiek der Vlaamse Beweging” en ”Vlaamse en Europese Beweging”. ”Kritiek der Vlaamse Beweging” bracht bij verschijning in 1895 een schok teweeg. De hoofdgedachte in dit opstel is dat de Vlaamse strijd niet beperkt moet blijven tot een taalstrijd, maar veel breder moet zijn: geen romantisch gemijmer over het verleden, maar een brede geestelijke, maatschappelijke en sociaaleconomische ontwikkeling. De Vlaamse Beweging, moest leiden tot zelfbewuste Vlamingen. De schok had te maken met het feit dat Vermeylen in dit opstel anarchistische paden opgaat en zelfs uitspreekt dat het toenmalige staatsbestel, de parlementaire democratie, moest ’vallen’!
Van dat anarchistische is hij snel teruggekomen. In ”Vlaamse en Europese Beweging” van vijf jaar later houdt hij de hoofdgedachte van het vorige betoog vast -alleen taalstrijd is veel te beperkt-, maar voegt hij er een wezenlijk element aan toe: de band met Europa. De Vlaamse beweging moet ervoor oppassen te eng-nationalistisch bezig te zijn. Het gaat om zelfstandig denkende Vlamingen. Zo alleen kunnen ze een eigen plaats in Europa innemen. In zijn eigen slotwoorden: „En daarom, in twee regels samengevat: om iets te zijn moeten wij Vlamingen zijn. - Wij willen Vlamingen zijn, om Europeeërs te worden.”
Ahasverus
Zijn levensbeschouwelijke zoektocht heeft Vermeylen ook vormgegeven in een korte roman van hoog literair niveau: ”De wandelende jood”. In zeer geconcentreerde vorm tekent Vermeylen hier een mens die ten slotte rust vindt in een zinvol leven.
Vermeylen maakt voor zijn roman een vrij gebruik van een oude legende over de schoenmaker Ahasverus in Jeruzalem die Jezus verjaagt als Hij op weg naar Golgotha even bij zijn deur rust. Als straf is Ahasverus gedoemd rusteloos te zwerven op de aarde tot Christus’ wederkomst, door sommigen wel gezien als een beeld voor het joodse volk.
De roman bevat vier hoofdstukken, vier stadia op de levensweg van een rusteloos zoekende mens. Het eerste hoofdstuk ”Ahasverus en de Nazarener” beschrijft de ontmoeting van de hoofdpersoon met de lijdende Jezus op weg naar het kruis. Ahasverus is tijdelijk door Hem geboeid, maar Jezus doet niets. Ahasverus wil juist opstand en daarom stelt Jezus hem teleur. Wel ziet hij in Jezus een beeld van de lijdende mensheid en hij lijdt de pijn mee. Daardoor zal Ahasverus geen rust meer kennen op aarde.
Het tweede hoofdstuk gaat over onderdompeling in zingenot, rauwheid en drank -”Ahasverus op weg naar de hel”- en het derde over het eenzijdig-geestelijke: ”Ahasverus op weg naar de hemel”. Beide wegen bevredigen Ahasverus niet. Pas in het vierde en laatste hoofdstuk ”Ahasverus onder de mensen” vindt hij rust. Hij vindt werk, hij vindt een gemeenschap van gelijkgezinde mensen, hij vindt de liefde in de ontmoeting met de jonge vrouw Lene.
Humanistisch
In dit laatste hoofdstuk geeft Vermeylen duidelijk aan wat in zijn ogen de kern is van een zinvol leven op aarde: geen zingenot, geen wereldvlucht, maar de drieslag van arbeid, mensen en liefde. Deze drie maken het leven „schoon”, ja zelfs „goddelijk.” Als aan het eind van de roman Ahasverus en Lene elkaar in de ogen zien, lezen ze daarin iets „van hun beider goddelijkheid.”
Dus niet het geloof in God de Schepper en Christus de Verlosser geven dit leven zin. Jezus is niet meer dan een lijdende medebroeder. We hebben alleen te maken met déze aarde en dít leven. De mens moet al werkend, samen met anderen, het schone, ’goddelijke’ leven gestalte geven. Kortom, een humanistische levensvisie met duidelijk sociale inslag.
Gelet op de grote invloed van Vermeylen op de Vlaamse cultuur, is de bloemlezing van Raymond Vervliet zeer welkom. We vinden erin terug het meesterwerk ”De wandelende jood” en verder Vermeylens belangrijkste opstellen op drie terreinen: over literatuur (onder meer de Renaissance en Gezelle), over kunst (de gebroeders Van Eyck, Rubens) en over ethiek, politiek en cultuur (met onder andere de twee opstellen over de Vlaamse Beweging).
Men hoeft het niet eens te zijn met de levensbeschouwing van Vermeylen om toch zijn grote verdiensten te zien voor de Vlaamse cultuur. De verzorgde bloemlezing geeft ons een goed inzicht in de werkterreinen en de visie van deze grote zoon uit het schone Vlaamse land.