„Paulus keerde zich niet tegen Griekse cultuur”
GRONINGEN - Als Paulus het Evangelie een dwaasheid voor de Grieken noemt, bedoelt hij niet de Griekse cultuur, maar de schijnwijsheid van de sofisten. Dat betoogde prof. dr. G. H. van Kooten dinsdagmiddag tijdens de aanvaarding van het ambt van hoogleraar in het Nieuwe Testament en het vroege christendom aan de Universiteit Groningen.
De titel van zijn oratie luidde ”Het Evangelie: Dwaasheid voor de Grieken? Christus en Herakles in de antieke opiniepeilingen”.De Griekse filosoof Celsus, een tweede-eeuwse tegenstander van het christendom, beschrijft het christendom als een beweging van slaven, vrouwen en kleine kinderen. Celsus’ opvatting over christenen lijkt, aldus dr. Van Kooten, de indruk van Paulus’ passage in 1 Korinthe 1:22-24 te versterken, namelijk dat het christendom zich keert tegen de ’hoge’ Griekse wijsheid, die op haar beurt het Evangelie niet anders dan als dwaasheid kan zien.
De kerkvader Origenes meent echter dat Celsus’ vertekening alles te maken heeft met een verkeerde uitleg van de passage over de dwaasheid van het Evangelie voor de Grieken. Van Kooten: „Origenes meent dat de kritiek van Paulus niet gericht is op filosofische Grieken maar op oppervlakkige Grieken die alleen geïnteresseerd zijn in het materiële.”
Dr. Van Kooten schaarde zich achter Origenes. Hij beriep zich ook op de Griekse kerkvader Clemens van Alexandrië, die zich in de tweede eeuw tot het christendom bekeerde. „Clemens las Paulus’ woorden over het Evangelie als dwaasheid voor de Grieken niet als een karakterisering van het christendom als een antithetische en antifilosofische beweging, maar merkte op dat Paulus’ kritiek betrekking heeft op de holle woorden van schijnwijzen en sofisten.”
Volgens de nieuwe hoogleraar beoogde Paulus geen tegenstelling te construeren tussen Evangelie en Griekse filosofie, maar kritiseerde hij de zogenaamde Griekse wijsheid, die alleen retorisch van aard bleef. In dit verband maakte Paulus onderscheid tussen de wijsheid van de wereld en de wijsheid van God, een onderscheid dat ook door filosofen werd gebruikt tegen de sofisten.
„Voor een sofist is overtuigingskracht en het vermogen om te improviseren een belangrijke voorwaarde voor reputatie. Paulus is niet in Korinthe gekomen, zegt hij zelf, met een overvloed aan uitbundige, omschrijvende taal, maar hij beperkt zich in zijn onderwerpskeuze tot Jezus Christus en Deze als gekruisigd.”
Heracles
De hoogleraar liet zien dat de manier waarop Christus wordt getekend vergelijkbaar is met de wijze waarop filosofen de figuur van de Griekse god Herakles inzetten in hun debat met de sofisten. De antisofistische Jezus bij Paulus vervult dezelfde rol als een antisofistische Herakles bij de Griekse filosofen.
Herakles is halfgod en halfmens wanneer hij geboren wordt uit de vereniging van de Griekse oppergod Zeus met een aardse vrouw, Alcmena. Zowel Herakles als Christus verricht zijn werken in zodanig erbarmelijke omstandigheden dat mensen er niet doorheen keken. „Herakles geldt als iemand met een zuivere, eenvoudige opleiding, zonder de te grote gedetailleerdheid en overtolligheid die eigen is aan de sofisten.”
Als Christus zo veel op Herakles leek, waarom werden de Grieken dan nog christen, zo vroeg Van Kooten. Herakles is echter ook bekend vanwege de immorele kant van zijn leven, zoals het feit dat hij met bepaalde vrouwen gemeenschap had en aan het eind van zijn leven zijn eenvoudige levenswijze inruilde voor genotzucht en luxe.
Uit berichten van heidense bekeerlingen blijkt dat er in de eerste drie eeuwen een diepgaande competitie werd gevoeld tussen Christus en Herakles. „Deze competitie lijkt uiteindelijk beslist te worden doordat het morele beeld van Herakles te ambigu is om er een ethiek op te kunnen baseren.”
Volgens dr. Van Kooten is het succes van het christendom alleen te begrijpen als wij dat vanuit een „Grieks binnenperspectief” bestuderen. „Tot de vierde eeuw, totdat het christendom staatsgodsdienst werd, was het een overtuigingsreligie in de zin dat het gedurende drie eeuwen mensen ervan overtuigde dat het een beter alternatief was voor de Grieks-Romeinse religie.”
Tegenover een sofistische cultuur die geobsedeerd is door publieke opinie en reputatie, plaatst Paulus een Christusfiguur die innerlijk overtuigd is en dat in weerwil van publieke opinie blijft, in leven en sterven. „Paulus bedoelde zijn Evangelie niet als dwaasheid voor de Grieken maar kritiseerde de dominante cultuur van sofistische obsessie met beeldvorming en publieke opinie. Hij deed dat door deze cultuur te confronteren met een alternatief dat draait om integriteit en waarheid.”