De Olifant-sigaar mag niet in tankshop
In het oude pand hangt een doordringende geur van tabak en cederhout. Als laatste overgebleven sigarenfabriek in Kampen koestert De Olifant de ambachtelijke uitstraling van een bedrijfstak die de Hanzestad stilaan is ontglipt.
„Kwaliteit leveren en onafhankelijk blijven van anderen. Deze twee woorden zijn de basis voor onze filosofie”, zegt Jan Rutten. De marketing- en salesmanager schuift een ruim bemeten notenhouten assortimentskist naar zich toe, zoekt naar een passende sigaar en steekt er de brand in.
De rookwolkjes die tot aan het stucplafond omhoog kringelen, vormen een zintuiglijk houvast voor het feit dat sigaren voor Kampen geen geschiedenis zijn. Het exemplaar in de hand van Rutten is een van de negen modellen waarvan De Olifant er jaarlijks zo’n 3,5 miljoen stuks vervaardigt. „We hebben ze in alle gangbare soorten, van een klein sprietje tot een grote van het Churchill-formaat.”
Een assortiment dat vanaf 1986 is opgebouwd, het jaar waarin het merk aan de Voorstraat opnieuw tot leven kwam. „In 1978 werd de sigarenfabriek Oud Kampen opgericht”, vertelt Rutten. „De drijvende gedachte van de oprichters was sigaren van kwaliteit te fabriceren. Dat bleek aan te slaan.” Het succes maakte echter korte metten met de beoogde kleinschaligheid. Dat leidde tot de verkoop in 1985 van Oud Kampen aan Ritmeester, een van de grotere spelers op de Nederlandse markt.
„Met de heroprichting van De Olifant is een productiefilosofie vastgelegd waaraan wij ons dienen te houden”, zegt Rutten. „Juist in die periode had het imago van sigaren een dieptepunt bereikt. Dat was rookwaar voor oude mannen. Daarmee wilde je niet worden gezien. Gelukkig is dat tij ten volle gekeerd. Consumenten hebben ons ontdekt. Ze willen betalen voor kwaliteit.”
Dat die uit Kampen komt, is niet toevallig. De geschiedenis van de stad als sigarenstad begint in 1826, wanneer Johannes Lehmkühl zijn hebben en houden uit Bremen, met zijn gespannen arbeidsmarkt, naar Kampen overbrengt. De Duitse zakenman ziet wel brood in de hoge werkloosheid, waardoor mensen bereid zijn hard te werken voor lage lonen. Zes jaar later begint H. Meulenkamp, een weduwe, met haar eerste sigarenfabriek. In 1883 legt zij de eerste steen voor een nieuw pand, de huidige locatie van De Olifant.
In 1916 komt haar fabriek, die inmiddels al verschillende uitbreidingen heeft ondergaan, in handen van de firma W. Fransen & Zn. Rond die tijd telt Kampen ruim honderd fabrieken en fabriekjes in de sigarenindustrie. In 1953 komt De Olifant, een Harderwijkse fabriek, onder de paraplu van Fransen & Zn. De hoogtijdagen van de Kamper sigarenindustrie zijn dan al definitief voorbij. Na nog eens dertig jaar krijgen alle merken van Fransen een nieuwe eigenaar, de Kamper sigarenproducent Van der Sluis.
En dan krijgt De Olifant een nieuwe kans. Dagelijks, gedurende vier dagen per week, leveren de dertig medewerkers zo’n 17.000 sigaren af. Een indrukwekkende berg tabak, die bij een jaarproductie van ruim een miljard in Nederland geproduceerde sigaren echter in het niet valt. „Na de Verenigde Staten is ons land de grootste sigarenexporteur ter wereld”, zegt Rutten. „De helft van de productie verdwijnt over de grens. Van De Olifant gaat eenvijfde naar zes Europese landen en Japan.”
De 80 procent die in Nederland blijft, gaat naar zo’n 200 over het hele land verspreide tabaksspeciaalzaken. Het bekende Hajenius in Amsterdam is een van de belangrijkste verkooppunten. „Die winkel heeft zo’n fantastische uitstraling”, zegt Rutten. „Veel klanten zijn er vast van overtuigd dat de sigaren nog altijd achterin de zaak met de hand worden gedraaid.”
Sinds kort is een kwaliteitssigaar, daarvan kun je toch wel spreken, als Justus van Maurik gewoon verkrijgbaar bij tankstations. Rutten rilt bij de gedachte. Zo’n distributiekanaal zal voor De Olifant-sigaren „nooit van z’n leven” in beeld komen, verzekert hij. In zijn ogen hebben tabaksspeciaalzaken een opvoedende functie. „Sigaren moet je leren op hun waarde te schatten. Je moet klanten kunnen voorlichten, met hen praten, hen vertellen over het hoe en waarom van de sigaar.”
Aan de pomp zullen ze nooit kunnen vertellen waarom het zo belangrijk is dat het omblad van een De Olifant-sigaar altijd van het Java-soort is, uit het Besuki-district op het gelijknamige Indonesische eiland. En dat het dekblad, dat toch 70 procent van de smaak van een sigaar bepaalt, altijd van de Sumatra-soort is. De echte welteverstaan, afkomstig van het gelijknamige eiland. „Een kilo Sumatra-dekblad is net zo duur als een kilo zilver”, beklemtoont Rutten.
In een speciaalzaak weet de verkoper óók te vertellen dat kistjes van cederhout de geur en de smaak van een sigaar beïnvloeden. Ze gaan een huwelijk aan, om het in vaktermen te zeggen. En een relatie met de kritische consument. „Roken met mate is genieten”, zegt Rutten. „Dat is ons credo. Liever twee goede sigaren op een dag dan continu paffen.”
Of helemaal niet roken, een optie die steeds nadrukkelijker in beeld komt. Binnen afzienbare tijd zullen ook de fraaie cederhouten doosjes zijn voorzien van een sticker die de roker in straffe bewoordingen waarschuwt voor het gezondheidsrisico. „Een drama voor onze verpakkingen”, meent Rutten. „Het is terecht dat de overheid waarschuwt, maar de nieuwe waarschuwingsformaten zijn overdone. Mensen beslissen toch zelf of ze blijven roken. Minder, maar beter - dat is een heel duidelijke trend.”