Britse regering was bang voor aanslag op premier door suffragettes
LONDEN (AP) – De Britse regering vreesde bijna honderd jaar geleden dat de suffragettes, die streden voor invoering van het vrouwenkiesrecht, zouden proberen de premier te vermoorden. Dat blijkt uit vrijdag vrijgegeven archiefstukken van het ministerie van binnenlandse zaken.
Een lid van de Women’s Freedom League, in de stukken slechts aangeduid als mevrouw Moore uit East Dulwich, waarschuwde de Londense politie in 1909 dat sommige van haar medestrijdsters bezig waren zich te bekwamen in het schieten en premier Herbert Asquith, een felle tegenstander van het vrouwenkiesrecht, wilden vermoorden. Deze mevrouw Moore zei haar best te doen om de andere suffragettes van het gebruik van geweld af te houden, maar te vrezen dat de situatie uit de hand zou lopen. In de stukken staat ook dat op een Londense schietbaan twee vrouwen waren gesignaleerd, van wie er een een Schotse baret droeg, maar dat het niet was gelukt hun namen te achterhalen.De suffragettes plachten te posten bij het Lagerhuis, om in discussie te gaan met parlementsleden die daar per koets aankwamen en het ministerie heeft om Asquith te beschermen overwogen dit te verbieden. Daar werd echter vanaf gezien, omdat dan bekend zou worden wat de vrouwen van plan waren, zo blijkt uit de documenten.
‘De prominente aandacht die de pers hieraan zou schenken zou deze half krankzinnige vrouwen waarschijnlijk in de kaart spelen en de daad die we willen voorkomen juist in de hand werken’, staat in een van de ambtelijke stukken.
De in 1903 door Emmeline Pankhurst opgerichte Women’s Social and Political Union (WSPU) voerde harde actie voor het vrouwenkiesrecht, maar het geweld bleef doorgaans beperkt tot het ingooien van ramen en in brand steken van brievenbussen, al werden er ook kerken in brand gestoken en werd er in 1913 een bomaanslag gepleegd op het huis van David Lloyd George, de leider van de Liberale Partij. De politie op haar beurt trad hard op tegen de suffragettes, die massaal werden opgepakt en gevangen werden gezet.
In 1918 kregen vrouwen boven de 30 jaar kiesrecht.