Pleidooi voor „een prachtige taal”
GRONINGEN - Een Groninger maakt het keukenaanrecht schoon met een schuddeldouk. Zijn landgenoot uit de Achterhoek noemt zijn vaatdoek een shorteslet. Beide woorden vallen onder het Nedersaksisch, de verzamelnaam voor alle noordoostelijke dialecten. Zo’n 1,5 miljoen Nederlanders spreken het, maar volgens vier provincies is er te weinig aandacht voor.
De provincies Groningen, Drenthe en Overijssel en de Friese gemeenten West- en Ooststellingwerf overhandigden deze week een petitie aan de Tweede Kamer waarin ze vragen om betere bescherming van het Nedersaksisch.Misschien is Luther wel de oorzaak van die geringe belangstelling voor het Nedersaksisch. Omdat er nog geen standaardtaal bestond, koos hij voor zijn Bijbelvertaling de streektaal van Leipzig uit. Luthers taal werd breed bekend, ontwikkelde zich tot het Hoogduits en verzwakte de positie van het Oudnedersaksisch, de in de middeleeuwen veelgebruikte voorloper van het Nedersaksisch.
Ondanks de gezamenlijke afkomst verschillen de Nedersaksische dialecten onderling aanzienlijk van elkaar. Hoe hét Nedersaksisch -dat ook in de noordelijke delen van Duitsland wordt gesproken- eruitziet, is moeilijk te zeggen. In het Twents, Sallands en Achterhoeks ”werken” mensen niet in de tuin, maar ”warkt ze”, terwijl ze in Groningen „waarken.” Het Sallands, Veluws en Twents hebben een Umlaut in verkleinwoorden, terwijl het Stellingwerfs en Drents die niet kent.
In de meeste dialecten hebben sommige woorden zelfstandige naamwoorden een ”e” aan het eind, terwijl het Veluws juist weer over een ”kaark” spreekt in plaats van een „karke.”
Siemon Reker, streektaalfunctionaris en hoogleraar Groninger taal en cultuur aan de Rijksuniversiteit van Groningen, benadrukt dat zelfs binnen de regio’s verschillen hoorbaar zijn. „In Veendam spreken mensen anders Gronings dan in Delfzijl.”
Overeenkomst tussen de diverse variaties is dat ze alle kampen met hun imago. „Hei wat te zoep’n veur ons?” vraagt een Sallander als hij wat drinken wil. Dat is niets onfatsoenlijks in die regio. Toch krijgt het dialect en andere Nedersaksische variaties regelmatig het etiket ”plat” opgeplakt.
Onterecht, vindt de Groningse gedeputeerde van Cultuur, H. Gerritsen, die de leiding had van de Nedersaksische delegatie in Den Haag. „Ik kom oorspronkelijk niet uit dit taalgebied en spreek geen Nedersaksisch, maar vind het prachtig.”
De taal hoort dezelfde waardering te krijgen als het Fries, vinden de vier provincies. Nu zit het Nedersaksisch een trap lager, net als het Jiddisch, Roma en Limburgs. Daarmee is het wel erkend als streektaal, maar meer ook niet. Anders is dat bij het Fries, dat valt onder deel 3 van het zogenaamde Europees Handvest voor regionale talen of talen van minderheden. Regionale overheden zijn dan verplicht het gebruik van de taal te bevorderen, bijvoorbeeld door tweetalige plaatsnaamborden.
Streekfunctionaris Reker is blij met de aandacht voor het Nedersaksisch. Volgens schattingen spreekt nog ongeveer de helft van de 3 miljoen inwoners van het taalgebied Nedersaksisch, maar Reker merkt op dat steeds minder jongeren de taal gebruiken. „Bij mensen onder de 20 jaar zal het aandeel sprekers eerder in de buurt van de 5 procent komen. Van de 80-plussers is het dan misschien nog wel 90 procent.”
De meeste basisscholen in de regio schenken alleen in projecten aandacht aan de taal. Scholen in de Friese gemeenten Oost- en Weststellingwerf zijn de enige die lessen Nedersaksisch geven.
Op het culturele vlak is er iets meer aandacht voor de taal. Jaarlijks verschijnen er zo’n vijftig boeken in diverse Nedersaksische streektalen, en regionale omroepen zenden gemiddeld een tot vijf uur programma’s in dialect uit.
Meer maatregelen vanuit de overheid om het Nedersaksisch te bevorderen zouden niet overbodig zijn, gezien het kleine aantal jongere streektaalsprekers, meent streektaalfunctionaris Reker. Onderzoek bijvoorbeeld. „Tientallen neerlandici houden zich bezig met de Nederlandse taal. Waarom houdt niemand zich bezig met het Nedersaksisch?”
Daarnaast ziet hij voor de media een grotere rol weggelegd. „De overheid zegt dat zo veel procent van de zendtijd van radio en tv een culturele invulling moet hebben. In bepaalde regio’s zou zij dialect in programma’s moeten verplichten. Ook dat is een stukje cultuur.”