Les uit Hongarije
Het was een beschamende vertoning, de bijeenkomst op 26 mei van partijleden van de Hongaarse socialistische partij MSZP in Öszöd aan het Balatonmeer.
In een met schuttingwoorden gelardeerde toespraak, die zo’n 25 minuten duurde, maakte de Hongaarse premier Ferenc Gyurcsany duidelijk dat zijn partij in de aanloop naar de parlementsverkiezingen van afgelopen april niets anders had gedaan dan liegen. „De afgelopen anderhalf, twee jaar hebben we alleen maar gelogen. Het was volkomen duidelijk dat het niet klopt wat we zeggen.”Uiteraard stond de redevoering, die slechts was bedoeld voor „intern gebruik” en niet voor een uitzending op de Hongaarse radio, in een bepaalde context. Zo was de zinsnede „Wij hebben gelogen” niet zozeer een triomfalistische constatering als wel een verwijt aan het adres van de eigen partijleden.
En niet alleen aan hen, maar aan de hele politieke elite van na 1990, voegde Gyurcsany daar naderhand aan toe. Die heeft volgens hem sinds de val van het communisme weinig anders gedaan dan de kiezers mooie beloften doen en als een struisvogel de kop in het zand steken voor de financiële en economische toestand van het land.
Dat Gyurcsany de moed toont om eindelijk de overheidsfinanciën op orde te brengen, moet hem worden nagegeven. Dat is namelijk hard nodig. Jarenlang heeft Hongarije boven zijn stand geleefd, waardoor het begrotingstekort is opgelopen tot het astronomische getal van naar schatting 10 procent. En het is alleszins begrijpelijk dat de premier er stevige peptalk tegenaan moest gooien om zijn partijgenoten, die twijfelden aan de noodzaak van drastische bezuinigingsmaatregelen, in zijn plannen mee te krijgen.
Toch is toespraak van Gyurcsany, vader van vier kinderen en inmiddels voor de derde keer getrouwd, in strijd met alle fatsoen. De bekentenis dat de MSZP de kiezers bewust om de tuin heeft geleid om de parlementsverkiezingen te kunnen winnen, getuigt van een enorme dosis cynisme. De premier wist wat de Hongaren te wachten stond en ook de partijleden beseften dat Hongarije langzaam maar zeker het bankroet tegemoetging. Niettemin bleef iedereen op populistische wijze de kiezers een vette worst voorhouden.
Terecht kreeg Gyurcsany dan ook een standje van president Laszlo Solyom: „Geen doel rechtvaardigt het dat wie dan ook het vertrouwen in de democratie op het spel zet, nog minder dat hij dat bewust, ja zelfs op trotse wijze doet.” Volgens Solyom heeft de toespraak van de premier een „morele crisis” veroorzaakt, die nog eens is vergroot doordat Gyurcsany zijn persoonlijke verantwoordelijkheid heeft gekoppeld aan het politieke bedrijf van de afgelopen zestien jaar.
Uiteraard probeert de oppositie uit de „leugentoespraak” politieke munt te slaan. Zo heeft Fidesz onder leiding van Viktor Orban al geëist dat Gyurcsany vertrekt als de lokale verkiezingen van komende zondag slecht voor hem uitpakken. Maar ook die partij heeft in zekere zin boter op het hoofd. Hoewel Fideszpolitici niet direct kunnen worden beschuldigd van kiezersbedrog, hebben ook zij tijdens de verkiezingscampagne royale toezeggingen gedaan, terwijl ook zij wisten dat daar geen geld voor is.
En daarmee zijn we bij de kern van het probleem beland. Want hoewel het onthullend -voor sommigen wellicht onthutsend- is om het uit de mond van een politicus zelf te vernemen, heeft de premier in zijn toespraak alleen maar bevestigd wat iedere burger, waar dan ook, allang wist: politici liegen. Wat tijdens verkiezingscampagnes wordt beloofd, blijkt na de stembusgang vanwege voortschrijdend inzicht ineens onhaalbaar.
Nederlanders die dezer dagen weer blij worden gemaakt met het ’zoet’, zijn gewaarschuwd. Wie denkt dat zijn AOW bij partij A veilig is en bij partij B niet, kon wel eens bedrogen uitkomen.