IRA-dissidenten aangeklaagd
Nabestaanden van de bomaanslag in het Noord-Ierse Omagh in 1998 zijn vrijdag een civiele procedure gestart tegen vijf vermoedelijke leden van de Real IRA, een splinterbeweging die uit het Iers Republikeins Leger (IRA) is ontstaan en zich niet gebonden acht aan het Goede-Vrijdagakkoord.
Voor de zaak bestaat grote interesse in Groot-Brittannië en Ierland. Als de nabestaanden succesvol zijn en de rechter de IRA-dissidenten tot het betalen van een schadevergoeding veroordeelt, zullen er vrijwel zeker veel meer processen volgen tegen plegers van aanslagen in het door religieus geweld geteisterde Noord-Ierland.
De eisers stellen dat het hun niet in de eerste plaats om smartengeld gaat, maar dat ze door de rechtbank vastgesteld willen zien dat de vijf schuldig zijn aan de aanslag in Omagh. „We zijn vandaag een stap dichter bij rechtvaardigheid gekomen, een stap dichter bij de voorgeleiding van de verdachten van de aanslag”, zei een woordvoerder van de families.
In augustus 1998 kostte de ontploffing van een 200 kilo zware autobom daar aan 29 mensen het leven, meer dan welke andere aanslag in het Noord-Ierse conflict ook. De families begonnen anderhalf jaar geleden een inzamelingsactie om de juridische kosten te dekken. Beroemdheden deden mee aan de actie, die ongeveer 1,6 miljoen euro opleverde.
Het is voor het eerst dat vermoedelijke Noord-Ierse terroristen zijn gedagvaard in een civiele procedure. De politie heeft nog altijd niet voldoende aanwijzingen kunnen vinden om iemand aan te klagen op verdenking van betrokkenheid bij de aanslag in Omagh.
Maar de drempel voor burgers om een eigen zaak aan te spannen ligt lager wat bewijsvoering betreft. De nabestaanden hopen op een afloop zoals in de Verenigde Staten in de zaak tegen O. J. Simpson, die werd verdacht van een dubbele moord. Strafrechtelijk werd Simpson vrijgesproken wegens gebrek aan overtuigend bewijs, maar in een civiele procedure die nabestaanden hadden aangespannen werd hij later alsnog veroordeeld tot het betalen van een forse schadevergoeding.
„De families doen tenminste iets”, zei Stanley McCombe, die zijn echtgenote verloor bij de aanslag. „De (Britse) regering lijkt zich er niet erg druk om te maken.”
De jurist Jason McCue, die zich in mensenrechtenzaken heeft gespecialiseerd, leverde de dagvaardingen zelf onder politiebegeleiding af bij de woningen van twee van de vermoedelijke IRA-dissidenten. De overige drie dagvaardingen kon McCue afgeven bij de extra beveiligde Portlaoise-gevangenis in Ierland. McCue zei te verwachten dat het proces in december of januari van start kan gaan.
De drie aangeklaagden die reeds gevangenzitten, zijn Michael McKevitt, de vermoedelijke oprichter van de Real IRA, diens vermoedelijke stafchef Liam Campbell en de zakenman Colm Murphy, die als enige is veroordeeld voor zijn rol in de aanslag in Omagh. De rechter achtte bewezen dat hij de aanslagplegers had voorzien van mobiele telefoons. Hij zit een straf van twaalf jaar uit.
De overige twee gedagvaarden, Seamus Daly en Seamus McKenna, wonen net over de grens in Ierland. De kans is klein dat zij voor de rechtszaak naar Belfast zullen overkomen, vanwege het risico dat ze worden gearresteerd zodra ze een voet over de grens zetten. Volgens McCue kan de zaak evenwel ook zonder de aanwezigheid van alle aangeklaagden beginnen.