„Leer erfzonde niet Bijbels te onderbouwen”
UTRECHT - „De leer van de erfzonde is een serieus bedrijfsongeval in de christelijke traditie: „Het is nauwelijks Bijbels te onderbouwen, het miskent onze menselijke vrijheid en het maakte onze intimiteit en onze seksualiteit eeuwenlang verdacht.”
Dat zei ds. J. G. Offringa dinsdag in Utrecht tijdens een disputeeravond van de gereformeerde theologenstudentenvereniging Voetius. Ds. Offringa (voorzitter van Op Goed Gerucht) ging in debat met ds. C. Blenk (emeritus predikant en lid van het hoofdbestuur van de Gereformeerde Bond) over de leer van de erfzonde en de Bijbelse visie op het mens-zijn.Ds. Offringa, predikant in Kesteren: „Mensen zijn evenveel geneigd tot het goede als tot het kwade. Het is niet zo dat we elkaar dag in, dag uit geestelijk en lichamelijk verminken. Je treft wel degelijk heiligen aan, ook buiten de kerk.”
De predikant uit Kesteren ziet zijn mening bevestigd door het joodse mensbeeld ten tijde van Jezus en Paulus en door de hedendaagse psychologie. De leer van de erfzonde noemde hij „een serieus bedrijfsongeval” in de christelijke traditie: „Het is nauwelijks Bijbels te onderbouwen, het maakt onze intimiteit en onze seksualiteit eeuwenlang verdacht.”
Volgens de voorzitter van Op Goed Gerucht is de kerk daarmee een zijweg ingeslagen en nooit meer op de hoofdroute teruggekeerd. Hij pleitte voor een mensbeeld waarin zowel de goede als de kwade neigingen een plaats krijgen.
Volgens ds. Blenk krijgt de erfzondeleer ook buiten de kerk vandaag bijval. Een al te grote nadruk op zonde en schuld wees de emeritus uit Lienden echter af, verwijzend naar het door psychologen wel gelegde verband tussen de bevindelijk-gereformeerde leer en depressies en zelfmoord. „De Heidelbergse Catechismus begint niet met de zonde, laat staan met de erfzonde, maar met de enige troost. Dán pas komt de zonde aan bod. Als een terugblik.”
Ds. Blenk erkende dat de koppeling tussen erfzonde en geslachtsdrift „een bedrijfsongeval” is. Maar de betekenis van de erfzonde in het licht van de wedergeboorte blijft voor de predikant „uiterst actueel.”
„En het goede dan? Dat is er Goddank. Ik zeg: Gód dank, want het is genade. Kuyper noemde dat de algemene genade. Zo kunnen heidenen meevallen en christenen tegenvallen.”
Aan zijn opponent vroeg ds. Blenk hoe deze zonder de donkere achtergrond van de menselijke geneigdheid tot het kwaad het licht van de wedergeboorte goed kan laten uitkomen, zoals de catechismus doet: „Leidt een andere zonde- en mensleer niet tot een andere christologie en verlossingsleer?”
Ds. Offringa legde nadruk op „een gezond geloof”, zonder de dwang en het gevoel van minderwaardigheid die een overdreven nadruk op de zonde meebrengt.
De twee predikanten discussieerden ook over de verhouding tussen schepping en zonde. Ds. Offringa: „De wetenschap laat zien dat de dood al vóór de mens in de schepping zat. Denk aan de uitgestorven dinosauriërs. Als theologen moeten wij zo eerlijk zijn om dat te erkennen. God heeft de mens in vrijheid geschapen om zowel het goede als het kwade te kunnen kiezen.”
Voor ds. Blenk laat een dergelijke opvatting het goede van de schepping en het kwade van de zonde door elkaar lopen: „Dan komt Gods goedheid in het gedrang. Ik houd eraan vast: zo is het van den beginne niet geweest!”
De zondeval blijft voor ds. Blenk van cruciaal belang: „Als je van de boom van de autonomie, van het ”zelf beslissen” wilt eten, dan kun je niet meer eten van de boom des levens. In Amsterdam kun je op straat de waarheid daarvan zien.”