Cultuur & boeken

Woorden voor de stilte

Titel: ”Izak”
Auteur: P. F. Thomése
Uitgeverij: Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2005
ISBN 90 254 2684 0
Pagina’s: 175
Prijs: € 17,90.

Tineke Smith-Nieuwenhuis
27 September 2006 08:43Gewijzigd op 14 November 2020 04:08

„Hoe verder ik ga, hoe dichterbij ik ben.” Met die gedachte laat Izak, kleine Ambonese jongen, zijn hutje in de kampong achter. Nu heeft hij geen last meer van zijn kibbelende iboe, broers en zussen. Ach, en als hij de weg kwijtraakt dan is daar altijd nog zijn vader, die in de bergen zit als KNIL-soldaat. In zijn jongste roman ”Izak” is het de schrijver P. F. Thomése goed gelukt om de sfeer van Indonesië op te roepen. Het verhaal speelt zich af op Oost-Java ten tijde van de inval van de Japanners en de onafhankelijkheidsstrijd daarna. Al zijn de contouren van de oorlog duidelijk zichtbaar in het boek, toch heeft ”Izak” meer weg van een sprookje met een boodschap dan van een historische roman. Het is een verhaal met meerdere lagen waarin verschillende schatten stilletjes op de nieuwsgierige lezer liggen te wachten.

Wat ”Izak” bijzonder maakt, is dat het geschreven is vanuit het perspectief van een kind en dat legt een sluier van onbevangenheid over het verhaal heen. Een mooi voorbeeld daarvan is zijn adoratie voor en onvoorwaardelijk vertrouwen in de blanke njonja (mevrouw) Alma. Hij komt graag bij haar in het voorname huis met de glanzende piano in de kamer. Op een dag vraagt zij: „Als je later groot bent, ga je met me trouwen, toch? (…) Izak denkt: ik ben nog klein (…) ik ben nog niet blank genoeg.”

Sleutel tot de ziel
Rode draad in het verhaal vormt de zoektocht van Izak. Begin- en eindpunt hiervan vormt de belofte van njonja Alma: Ik leer jou pianospelen. Tegelijkertijd komt Izak tijdens zijn reis steeds dichter bij zichzelf. Hij beseft dat „wie ze zien, niet is wie hij werkelijk is. Een jochie dat voorbijkomt, blootsvoets, zijn bruine huid grijs van de moddervegen…” De enige die hem ziet staan, is njonja Alma met haar muziekgeheim. Hij waakt dan ook goed over de sleutel die hij van haar heeft gekregen, al weet hij niet waar de sleutel voor dient.

De muziek laat Izak nooit in de steek tijdens zijn zoektocht. Hij begrijpt steeds beter dat muziek een mysterie is: het gaat niet om de klanken, muziek laat juist de stilte horen. Dat ontdekt hij als hij luistert naar de muzikanten die eigenlijk voor de bruiloft van een Javaanse vorst moesten spelen, en nu spelen voor een dorp vol doden: „…het is muziek waar de wind doorheen kan, waar het licht doorheen schittert, zo veel ruimte wordt er opengelaten. Ja, tussen de klanken door blijft er stilte komen…” Het lijkt wel op het liedje van vader over Ambon: „Je kunt soms iets zo erg missen, zegt bapa, je weet dan niet eens meer wat het is, zo erg ben je het kwijt.”

Terug bij af
Na een lange reeks van omzwervingen komt Izak weer terug bij het begin. In de persoon van Masta Pelmasta Wong, een Chinese pianovirtuoos, komt hij een stukje dichter bij het pianogeheim. Wong helpt hem bij zijn zoektocht naar njonja. Uiteindelijk zet hij hem op een boot naar Nederland. Daar zal njonja wel zijn. Als hij op het dek staat, lijkt het wel of niemand door heeft dat hij bestaat. Daarom verbreekt hij zijn zwijgen: „Niet zo duwen, zegt hij, hij zegt het een beetje zachtjes, want hij weet eigenlijk al dat niemand hem hoort.”

Verbeelding
Thomése richt in ”Izak” vooral zijn aandacht op de verwoording en verbeelding. Alsof hij uit alle macht dingen heeft willen zeggen die niet te zeggen zijn. Daarom is het niet verwonderlijk dat muziek zo’n belangrijke rol speelt. Muziek laat horen wat je níét hoort.

”Izak” is een eenheid gebleven omdat de hoofdpersoon eindigt waar hij begonnen was. Soms krijg je als lezer echter het idee dat de schrijver zich te veel mee laat slepen door zijn personage en dat hij verdwaalt in zijn eigen verhaal. De eenheid van de roman wordt bedreigd doordat de avonturen die Izak meemaakt hun eigen leven lijken te leiden. Zo verschilt het tweede deel, waarin Izak de muzikanten ontmoet, nogal van het derde deel, waarin Izak oog in oog komt te staan met de wonderlijke radja van Siri-Sori en zijn dochtertje Nesrine.

Het leven vinden
De auteur zelf zegt over zijn roman: „Izak is geschreven uit het verlangen mijzelf te verliezen, te verdwalen in een ondoordringbaar woud en zo het leven terug te vinden.” In 2003 schreef Thomése ”Schaduwkind” over het verlies van zijn dochtertje Isa. Haar dood laat Thomése totaal stuurloos achter, omringd door een oorverdovende stilte. Het enige houvast is zijn ontdekking dat de dood niet het laatste woord heeft. Met woorden en in je bewustzijn kun je iemand in leven houden. Dat schrijft hij ook in ”Schaduwkind”: „Ik was je vader, ik moest je wel verzinnen. Ik verzin je nog steeds, ik kan niet anders, ik kan toch niet ineens níét aan je denken? Ik denk aan je: ik bedenk je.”

”Izak” kan als een vervolg op ”Schaduwkind” worden gezien. Niet voor niets heeft Thomése voor een jonge jongen met de naam Izak gekozen. Staat er in de Bijbel niet over Izak geschreven dat Abraham geloofde dat God hem zijn zoon uit de dood kon teruggeven? Het zou niet verwonderlijk zijn als de schrijver via ”Izak” zijn verloren dochtertje Isa weer het leven in wil schrijven. Wie de roman zo leest, verwondert zich over de wijze waarop de auteur de stilte laat klinken.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer