Inzet NAVO leidt tot discussie over Grondwet
DEN HAAG - De NAVO en de Europese Unie zijn al heel ver met het vormen van gevechtsgroepen die binnen enkele dagen in crisisgebieden kunnen optreden. Maar Den Haag discussieert nog over de wettelijke kaders daarvoor.
Het idee achter de NRF (NATO Response Force) en de Europese ”battle groups” is om snel te kunnen reageren op gebeurtenissen in de wereld. Maar voor buitenlandse missies van de Nederlandse krijgsmacht is altijd eerst toestemming van de Tweede Kamer nodig. Bij snelle uitzendingen mag dat natuurlijk geen weken duren en uitlopen op een politieke klucht, zoals rond de missie naar Uruzgan.Formeel ligt de zaak helder in artikel 100 van de Grondwet. Daar staat dat de regering „vooraf inlichtingen” aan het parlement verstrekt over buitenlandse inzet van militairen. „In de praktijk is dat echter anders”, stelde VVD-Kamerlid Van Baalen maandagavond tijdens een debat van de Atlantische Commissie. „De Tweede Kamer heeft zich ook instemmingsrecht verworven.”
Niet in alle landen heeft de volksvertegenwoordiging deze bevoegdheid, aldus Van Baalen. „In Groot-Brittannië en Frankrijk debatteert het parlement niet over militaire inzet. Maar in Duitsland daarentegen heeft men dit uitdrukkelijk in een wet vastgelegd.”
Als voorzitter van de parlementaire werkgroep NRF adviseerde Van Baalen daarom in een rapport dat ook Nederland dit instemmingsrecht duidelijker moet omschrijven. „Toen onze werkgroep bezig was, ontstond het gedoe rond Uruzgan. Het kabinet sjoemelde met artikel 100 door ons alleen te willen inlichten. Daarom moeten we die tekst in de Grondwet aanpassen, zodat het voor iedereen helder is.”
Verder wilde Van Baalen de procedure nog wat uitbreiden. „Het parlement moet beschikken over de uitgebreide agenda van het overleg binnen de NAVO en de Europese Unie over mogelijke uitzendingen. In deze organisaties wordt besloten op basis van consensus en dat kost altijd tijd. Die dagen kan het parlement dan alvast gebruiken om tot een standpunt te komen.”
PvdA-senator en oud-hoogleraar staatsrecht Erik Jurgens was het helemaal eens met de werkgroep-Van Baalen dat het parlement „het laatste woord” heeft over uitzendingen. „Maar de gedachte dat alles wat in de Grondwet staat buiten discussie staat, klopt niet. En anderzijds is er heel veel in het staatsrecht dat niet in de Grondwet is terug te vinden, maar wat goed functioneert.”
Verandering van de Grondwet is daarmee overbodig en onverstandig, aldus de senator. „De algemene regel is dat het parlement de regering kan verbieden iets te doen. Wie daarmee niet kan leven, moet aftreden. Het komt er dus op aan dat de Kamer zich duidelijk uitspreekt.”
In plaats van de zware en tijdrovende procedure om de tekst van de Grondwet aan te passen adviseerde Jurgens gisteravond dat de Tweede Kamer de adviezen van het rapport-Van Baalen gebruikt voor een procedureregel. „U hoeft zich dan niet, zoals in een amendement op de Grondwet, te beperken tot enkele woorden. En tegelijk is voor iedereen duidelijk welke eisen u stelt aan de regering met betrekking tot uitzending van militairen. Uw voorstellen zijn dus wel goed. Alleen de manier waarop u ze wilt vastleggen niet.”
De senator kon het Tweede Kamerlid echter niet overtuigen. Van Baalen: „Als je het instemmingsrecht van het parlement niet vastlegt, blijft er discussie over of die wel bestaat. Laten we maar gewoon vastleggen hoe een goed besluit hier over eruitziet.”
Jurgens: „Ik daag u uit mij een wetstekst te tonen die omschrijft wat een goed besluit is. Zo’n tekst bestaat niet. En daaruit blijkt dat die ook niet nodig is.”