Naar een canon van het protestantisme
AMSTERDAM - De Protestantse Kerk in Nederland slaagt er niet in duidelijk te maken waarvoor ze staat. Ze zou haar „forse imagoprobleem” te lijf kunnen gaan door, naar het voorbeeld van de Evangelische Kerk in Duitsland, zich te bezinnen op een soort canon van het Nederlandse protestantisme. „Aan de hand van heiligen en helden kan ze laten zien uit welke bronnen ze put.”
Dat stelt prof. dr. Fred van Lieburg uit Dordrecht in zijn oratie. Hij aanvaardde woensdag aan de Vrije Universiteit te Amsterdam het ambt van bijzonder hoogleraar in de geschiedenis van het Nederlands Protestantisme. Van Lieburg volgt prof. dr. G. J. Schutte op, die de leerstoel sinds 1988 bekleedde.Decaan prof. dr. W. Th. M. Frijhoff typeert Van Lieburg als een „religieus betrokken maar toch autonoom denkende, kritische wetenschapper” die door zijn vele uiteenlopende publicaties gezag op zijn vakgebied heeft verworven.
De nieuwe hoogleraar ging in zijn oratie op zoek naar de wortels van het protestantisme in Nederland. Hij ziet het protestantisme als „een eeuwenlang communicatieproces, zoals eigenlijk de gehele joods-christelijke traditie dat is. Het protestantisme is wat protestantse mensen van het christelijk geloof hebben gemaakt, hoe ze het persoonlijk of gezamenlijk hebben ervaren en wat ze er in woorden en handelingen mee hebben gedaan.”
Van Lieburg wil het protestantisme bestuderen „als een religieuze markt - niet tussen hemel en aarde, maar tussen mensen onderling, gelovig of ongelovig.”
Is, zo was een centrale vraag, een protestantse kerk in Nederland wel realistisch? Hij citeerde een paginagrote advertentie van de PKN, die naderhand als poster naar alle gemeenten is gestuurd: „Al onze vestigingen elke zondag open! Iedereen is welkom. Gratis boodschappen voor het hele gezin. Er is altijd wel een vestiging bij u in de buurt.”
Met deze ”poëzie” illustreerde Van Lieburg dat de PKN weliswaar creatieve reclamemakers in dienst heeft, en spreekt van een ”inspirerende boodschap” en ”rust en bezinning”, maar er uiteindelijk op de religieuze markt niet in slaagt duidelijk te maken waar ze voor staat. Theologen en predikanten die dat proberen, „vervallen in een eigenaardig soort ’theologees’ dat voor veel gewone kerkmensen nog moeilijker toegankelijk is dan de tale Kanaäns. De PKN heeft last van een fors imagoprobleem.”
Volgens Van Lieburg is „zeker de suggestie dat elke vestiging van de PKN ongeveer hetzelfde te bieden heeft valse schijn. Het maakt nogal wat uit of je je geestelijke boodschappen in de PKN-winkel van Aalst of die van Zwolle haalt. Zelfs binnen de Gereformeerde Bond is de variatie groot. Er zijn zware en vage Bonders, zingende en swingende Bonders.”
Groter probleem dan de vaagheid en diversiteit is volgens de nieuwe hoogleraar de concurrentie van buiten de PKN. „Vooral de evangelische beweging heeft overal wel een post in de buurt, juist vanwege haar flexibele en laagdrempelige organisatievorm. Op deze religieuze markt blijft het voor de PKN zowel op landelijk als lokaal niveau moeilijk uit te leggen wat haar specifieke aanbod is, niet alleen voor Nederlanders die nooit aan kerkgang denken, maar ook voor relishoppers die iets voor een heel gezin zoeken.”
Wat betreft de manier waarop de PKN met haar geschiedenis omgaat, vindt Van Lieburg dat de Evangelische Kerk in Duitsland tot voorbeeld kan strekken. „De EKD vraagt aandacht voor een ”evangelische skyline”, een protestantse horizon in een christelijk universum, die bijvoorbeeld wordt gesymboliseerd door de Lutherbijbel en het evangelisch gezangenboek, de reformatoren Luther, Zwingli en Calvijn, de componisten Bach en Brahms, of protestantse monumenten als de Schlosskirche in Wittenberg.
Naar het voorbeeld van de EKD zou de PKN zich kunnen bezinnen op een protestantse skyline in de Nederlandse polder, een soort canon van het Nederlands protestantisme. Aan de hand van bepaalde heiligen, helden en iconen, historische gebeurtenissen of plaatsen van herinneringen, laat zich immers het meest concreet illustreren uit welke spirituele bronnen de PKN nog altijd wil putten.”