Opinie

Geen kerkplanting maar het Woord zaaien

Naar aanleiding van het artikel gisteren op deze pagina van de hand van ds. Marten Visser stelt dr. C. A. van der Sluijs dat hij aan kerkplantingen naast de kerk geen enkele behoefte heeft. Hij acht ze zonder meer gevaarlijk.

21 September 2006 09:36Gewijzigd op 14 November 2020 04:07
„Overigens ben ik van de onmogelijkheid van onze kerkelijke cultuur nog lang niet overtuigd. De soberheid van onze calvinistische liturgie en de ingetogenheid van onze gereformeerde levenswijze acht ik nog altijd van grote waarde. Die moeten we maar niet
„Overigens ben ik van de onmogelijkheid van onze kerkelijke cultuur nog lang niet overtuigd. De soberheid van onze calvinistische liturgie en de ingetogenheid van onze gereformeerde levenswijze acht ik nog altijd van grote waarde. Die moeten we maar niet

Gisteren deed ds. Marten Visser, als zendingspredikant werkzaam namens de Gereformeerde Zendingsbond (GZB) in Thailand, een merkwaardige oproep tot kerkplanting in Nederland. Hij komt tot deze oproep na een zorgvuldige en zorgwekkende analyse van de kerkelijke situatie in ons land. Zijn analyse is correct en zijn zorgen deel ik. Maar met zijn voorgestelde therapie heb ik moeite. En niet zo weinig.Het komt mij voor dat collega Visser de zendingssituatie verwart met de door de eeuwen heen gegroeide kerkelijke situatie in ons land. Dit lijkt me te simplistisch en daarom ook niet weinig gevaarlijk. Nederland is namelijk per definitie geen zendingsgebied in de meest eigenlijke zin van het woord. Het Evangelie is hier overgedragen van geslacht op geslacht in de traditie van de kerk der eeuwen. Dit maakt alle verschil met het zendingsterrein waar collega Visser werkzaam is. En dit wezenlijke verschil dient gehonoreerd te worden, niettegenstaande alle postmoderne ontwikkelingen in ons land, die ook onze kerkelijke situatie allerminst onberoerd laten.

Luthers profetische uitspraak „Voorbij is voorbij” tekent wellicht de ernst van een en ander. Dit kan niet betekenen dat we de kerkelijke zaak nu maar op z’n beloop moeten laten, maar wél dat we God in dezen God moeten laten.

Aan de kerkelijke schuld kunnen we niet voorbijlopen, laat staan dat we er overheen zouden moeten lopen. Als we obstakels op de weg zouden leggen tot kerktoetreding voor onkerkelijke mensen, dan deel ik deze analyse in die zin dat we als kerk en als gemeenten dan zelf blijkbaar een obstakel zijn geworden. Men neemt een probleem niet weg door het eigenlijke probleem niet te onderkennen of te onderschatten. Als de kerk zelf ziek is, of op sterven na dood, hoe zal ze dan anderen gezond maken?

Overmoedigheid
Deze overweging dient ons te verootmoedigen in plaats van ons overmoedig te maken. En deze overmoedigheid vermoed ik bij collega Visser als hij zonder meer stelt dat onze kerken geen plekken zijn waar buitenkerkelijke zich thuis voelen. Ik acht dit een sociologische constatering die gespeend is van elke theologische doordenking. De kerk of de gemeente is en blijft des Heeren, hoe diep wellicht ook gezonken. Verantwoorde therapie en medicatie beginnen dan ook daar ter plekke, en niet ernaast. Door het probleem te verschuiven lossen we het niet op.

Naar mijn inzicht is het antwoord op de gesignaleerde obstakels dan ook niet eenvoudig kerkplanting, zoals Visser stelt. Deze vereenvoudiging leidt tot versimpeling en daarmee tot ontkenning van de werkelijke situatie. Struisvogelpolitiek is de kerk te allen tijde onwaardig.

Kerkplanting door een kerk die zelf nauwelijks of geen kerk meer is, lijkt me als zodanig al een innerlijke tegenstrijdigheid en daarmee onbegonnen werk. Bekering begint nu eenmaal en andermaal bij onszelf voordat we anderen middellijkerwijs gaan bekeren. Als onze kerkelijke cultuur toetreding van onkerkelijken in de weg zou staan, dan dient deze cultuur bekeerd dan wel gesaneerd te worden.

Soberheid
Overigens ben ik van de onmogelijkheid van onze kerkelijke cultuur nog lang niet overtuigd. De soberheid van onze calvinistische liturgie en de ingetogenheid van onze gereformeerde levenswijze acht ik nog altijd van grote waarde. Die moeten we maar niet gaan inruilen. Wie met het reformatorische badwater het kind van de Reformatie weggooit, houdt niets meer over.

Dat onkerkelijke mensen zouden gaan hyperventileren als ze ons in zondagse kleding ter kerke zien gaan, acht ik dan ook overdreven en lijkt me niet geheel vrij van enige reactionaire overdrijving. Integendeel, ik vrees dat met de beoogde kerkplanting in feite het arminiaanse paard van Troje wordt binnengehaald, omdat men dan aan het werk gaat waar en zoals God niet werkt. God werkt wezenlijk in en door Zijn gemeente, waarbij het ”tradere” (overgeven) van het Evangelie van geslacht op geslacht van Bijbels doorslaggevend belang is.

Een kortsluiting op dit punt betekent dat al wat we doen in dezen alleen maar niet en ijdelheid is dan wel een ”escape” naar een andere manier van kerk-zijn, omdat we van huis uit altijd geneigd zijn de kerk in te richten naar onze eigen zin en mening.

Eigenlijk moet dit in wezen worden aangemerkt als een vorm van separatisme, omdat we nu in feite onze eigen traditionele kerk of gemeente min of meer opgeven ten bate van de rechtvaardiging van de goddelozen buiten onze kerk of gemeente. En dit is gewoon de leer van de Reformatie op z’n kop gezet, omdat het ”tradere” dan wel de traditie van de kerk der eeuwen ontbreekt.

Gevaarlijk
Kortom, ik heb aan deze kerkplantingen naast de kerk geen enkele behoefte en acht ze zonder meer gevaarlijk omdat ze per definitie vrijplaatsen zijn voor allerlei wind van leer en de naam van kerk of gemeente onwaardig zijn. De kerk als moeder mag kinderen baren en kan dit nooit en te nimmer overlaten aan een draagmoeder.

De auteur is hervormd emeritus predikant.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer