„Pensioen? Dan sta ik liever hier”
UTRECHT - De pensioengerechtigde leeftijd is Jac Bostelaar (80) allang gepasseerd, maar de vieve tachtiger weet van geen ophouden. Nog dagelijks is hij te vinden in zijn delicatessenzaak in de Utrechtse binnenstad. „Wat moet ik de hele dag boven doen?”
Het karakteristieke winkeltje, midden in een drukke Utrechtse winkelstraat, ademt nog dezelfde sfeer als bij de opening, ruim zeventig jaar geleden. Bostelaar: „Wel zijn we in de loop der jaren ietwat uitgebreid, daarom zitten we nu op Steenweg nummer 21 én 23.”Aanvankelijk startten de ouders van Bostelaar in 1935 met een koffie-en-theezaakje. „In de oorlog was er echter nauwelijks koffie of thee beschikbaar. Alles was op de bon. Daarom schnabbelden mijn vader en moeder wat bij met levensmiddelen. Later werd dat de hoofdnering.”
Na drie jaar als oorlogsvrijwilliger in Indië te hebben gediend, nam Bostelaar in 1948 de winkel over. Langzaam maar zeker legde hij zich toe op de verkoop van Amerikaanse en Engelse delicatessen. „Hier vlakbij in Soesterberg zat jarenlang een Amerikaanse luchtmachtbasis. Veel Amerikanen vestigden zich uiteindelijk permanent hier, maar de hang naar hun eigen producten bleef bestaan. Daar kon ik op inspelen.”
Bovendien werd de concurrentiestrijd met gewone levensmiddelenwinkels Bostelaar wat te gortig. „Vijftien jaar geleden zaten er nog minstens twaalf kruideniers in de binnenstad.”
De Utrechter verkoopt allerhande Amerikaanse en Engelse lekkernijen. „Speciale soorten pindakaas, slasausen, pannenkoekmixen, typisch Amerikaanse koekjes en niet te vergeten: marshmallows. En omdat Amerikaanse dames dolgraag bakken, heb ik in mijn assortiment maar liefst twaalf cakemixen, acht smaken brownies en drie soorten muffins. Plus acht verschillende, mierzoete smeersels om eroverheen te gooien, want Amerikanen pakken hun baksel graag in met veel calorietjes.”
Van dergelijke Amerikaanse levensmiddelenzaken zijn er in Nederland maar vier, weet Bostelaar. „In Amsterdam heb je er eentje, in Amstelveen, op Schiphol… en ik-zei-de-gek.”
Naast een grote groep vaste klanten die de delicatessenzaak van Bostelaar het jaar rond weet te vinden, lopen er in de zomermaanden dikwijls Engelse of Amerikaanse toeristen bij hem naar binnen. „Dan vragen ze verwonderd: „Meneer, dat spul in de etalage, verkoopt u dat echt?” Dan denk ik: da’s nogal logisch, anders zou ik het er toch niet neerzetten?”
De Utrechter noemt zijn waar „vreselijk duur.” „Een potje Calvépindakaas kost nog geen 2 euro, echte Amerikaanse peanutbutter wel 6. Het zijn de vrachtkosten, hè, dat wordt allemaal maar duurder en duurder.”
Ook al staat Bostelaar al 58 jaar in zijn zaak, aan stoppen denkt de tachtiger nog lang niet. „Als ik gezond mag blijven, ga ik graag nog even door. Sommige ouderen hebben een hobby of wonen ergens achteraf, maar wat moet ik de hele dag boven in mijn stoel doen? Hiertegenover zit een patatzaak die friet in puntzakken verkoopt. Dan zit je dus de hele dag te kijken naar kauwende mensen met gele vingers van de mayonaise. Nee, dank je, dan sta ik liever hier.”
Wel kan Bostelaar zich goed voorstellen dat de pensioenleeftijd in Nederland op den duur zal worden opgetrokken. „Mensen worden steeds ouder, dan kun je ook wel wat langer doorwerken. Maar werknemers die bijna aan hun pensioen toe zijn, kun je niet plotsklaps verplichten nog eventjes wat langer door te gaan. Geleidelijkheid is belangrijk.”
De Utrechter werkt nog steeds fulltime: vijf dagen per week, van negen tot vijf. „Op zondag werk ik niet, da’s een kwestie van principe, en ook op maandag zijn we gesloten. Dan is de handel te dun.” Bostelaar heeft vooral lol in het contact met zijn klanten. „Je vangt nogal eens wat op en daardoor blijf je op de hoogte. De dagen vliegen nog altijd voorbij.”
Het werk in de winkel vormt geen aanslag op het bejaarde lichaam. „Klanten helpen is geen zwaar werk. En als het druk is, moet je je niet gek laten maken. Als mensen geen geduld kunnen opbrengen, vertrekken ze maar.”
Slechts twee weekjes in het jaar sluit Bostelaar zijn deuren voor een compleet verzorgde vakantie in het buitenland, samen met zijn dochter, met wie hij de zaak runt. „Vroeger namen we er ook wel eens drie, maar dat was geen succes. Twee is zat. De eerste week is alles nog een verrassing, de tweede al veel minder. Je weet dan al precies dat je op maandag kip krijgt.”