„Kinderzielen tot uw buit, is er mooier loon?”
KRIMPEN AAN DEN IJSSEL - „Het „beeld Gods” is wat anders dan „ons godsbeeld.” Wat het „beeld Gods” is, dat toont de Heere ons in Zijn Woord. Daarin laat Hij Zich zien zoals Hij is. In óns godsbeeld is Hij wat wij denken over Hem, met ons zondige hart. Het „beeld Gods” is verbroken, daarom houden wij ons eigen godsbeeld over, een kalf in de woestijn.”
In Krimpen aan den IJssel werd zaterdag de jaarlijkse bondsdag van de Bond van Zondagsscholen van de Gereformeerde Gemeenten gehouden. Ds. D. de Wit, predikant te Rijssen-West, sprak over het godsbeeld bij kinderen. De titel van zijn lezing luidde ”Een klein kinderhart voor de allerhoogste Majesteit”.Adam en Eva waren geschapen naar het „beeld Gods”, ze waren geschapen naar Zijn gelijkenis. Ze kenden Hem in Zijn deugden, in gerechtigheid en heiligheid. „Er zat nog geen spatje zwart op het witte kleed van hun leven. Dat „beeld Gods” is verbroken, we zijn het kwijt, wij kennen God niet meer, en daarom maken we ons eigen godsbeeld, een beeld naar eigen inzichten: een gouden kalf in de woestijn. Daarmee is het tweede gebod overtreden: Gij zult u geen gesneden beeld maken.”
Met dat zelfbedachte godsbeeld, zei de predikant, verzinnen we iets over God wat Hij niet heeft geopenbaard. „Dat doen kleine kinderen ook. „God kan alles, hè, papa”, zeggen ze heel aandoenlijk. En ja, dat is natuurlijk waar. Maar als moeder ziek is en sterft, kon God moeder dan niet beter maken? We moeten op de zondagsschool duidelijk vertellen dat God niet alles doet wat Hij kan, maar dat Hij alles doet wat Hij wil.
Het godsbeeld van een kind is van nature niet goed, want ook dat kind is het „beeld Gods” kwijtgeraakt. Het kan echter nog van nieuws geboren worden.”
God is liefde, wordt veelal gezegd. „Dat is waar”, zei ds. De Wit. „Maar het is niet de hele waarheid. Liederen als ”Kinderen van één Vader, zijn wij allemaal”, vertellen evenmin de waarheid. God is allereerst liefde in Zichzelf. Dat is moeilijk uit te leggen aan een kind, want we zijn allemaal geneigd vast te houden aan ons eigen godsbeeld, maar de Heere vraagt om op zondagsschool over Hem te vertellen, heel eerlijk, Wie Hij is, zoals Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard.”
Ds. de Wit vreest dat men hier en daar bij het vertellen uit de Bijbel terecht dreigt te komen bij allerlei methodes, om toch maar aansluiting te blijven houden bij ons eigen godsbeeld. „We hebben in dit opzicht de tijd niet mee, maar op zondagsschoolleiders rust de hoge roeping om eenvoudig uit het Woord te vertellen. Daar hoeven we werkelijk niet allerlei toestanden bij te bedenken.”
De tijd van het kinderleven is een tere tijd, zei ds. De Wit. „Een kind kan nog zo onbevangen luisteren. Volwassenen zeggen algauw: „Wie preekt er vandaag?” En: „Hoe vond je de dominee?” Maar een kind luistert soms met grote ogen naar wát de dominee zegt. Het zaad dat in het kinderleven wordt gestrooid, nemen ze hun hele leven mee.”
Zondagsschoolleiders kunnen geen kinderen bekeren. „Dat kan God alleen. Maar u mag bij uw vertelling wel de toepassing maken. Als u maar beeft voor het gezag van de Schrift, voor de majesteit van het Woord, dan wordt vanuit dat Woord als vanzelf ook de toepassing geboren.”
Een kinderhart is een zondig hart. Kinderen zijn, naar het doopformulier, kinderen des toorns, in Adam verdoemelijk. „De zonde begint dus niet in de puberteit, maar die begint in de moederschoot, de zonde groeit reeds in de wieg. Ook een kind is het „beeld Gods” kwijtgeraakt. Vanuit de diepe inleving van de ernst daarvan, mag ernaar worden uitgezien dat kinderen worden gedragen tot Christus, Die hun de handen opgelegd en hen gezegend heeft, Die voor hen de vloek kan wegnemen. Wijst u hun die weg ter ontkoming. Bedel zulke kinderen van de Heere af, één voor één. Kinderzielen tot uw buit. Is er mooier loon op uw werk?”