Biologische katoen maakt snelle opmars
UTRECHT - De biokatoenmarkt doet het goed. De vraag naar verantwoord geproduceerde kleding is de afgelopen jaren explosief gestegen. Steeds meer kledingfabrikanten en katoenboeren springen daarop in. „Onze voorouders werkten altijd al biologisch”, zegt Omprakash Mor, directeur van katoenleverancier Ecofarms uit India.
Katoen is een van de belangrijkste producten voor ontwikkelingslanden. Naar schatting 100 miljoen mensen verdienen er direct of indirect hun brood mee. De industrie is echter vaak uiterst milieuonvriendelijk omdat ze zwaar leunt op chemische kunstmest en pesticiden. Verontreiniging van grond en water, uitputting van de bodem en gezondheidsproblemen zijn het resultaat. Ook de arbeidsomstandigheden in fabrieken waar katoen tot kleding wordt verwerkt, laten vaak veel te wensen over.Reden voor de Amerikaanse organisatie Organic Exchange zich in te zetten voor de productie van katoen zonder gebruikmaking van kunstmest en bestrijdingsmiddelen en voor menswaardige omstandigheden in de kledingfabrieken. Deze week houdt de organisatie in samenwerking met de Nederlandse ontwikkelingsorganisatie ICCO, Nike Europe en Rabobank in Utrecht een internationale conferentie over biokatoen, waar meer dan 300 vertegenwoordigers van kledingmerken, fabrikanten en biologische producenten elkaar treffen.
De Indiër Mor, die aan het hoofd staat van een onderneming waarbij 500 boeren betrokken zijn, is een van de deelnemers. Zijn ervaring is dat katoenboeren gemakkelijk te overtuigen zijn van de noodzaak af te zien van het gebruik van chemische hulpmiddelen. Ze gaan eenvoudig terug naar de wijze waarop hun voorouders altijd al geproduceerd hebben. Wanneer ze bij andere boeren zien dat het loont om twintig jaar terug in de tijd te gaan, is de overstap vaak snel gemaakt.
Moeilijker ligt de overgang voor tussenhandelaren die graag snel resultaat willen zien en werken vanuit een kortetermijnstrategie. Het kost ongeveer drie jaar om over te stappen op organisch geproduceerde katoen. Bovendien wordt, om uitputting van het land te voorkomen, de teelt van biologische katoen afgewisseld met andere voedselgewassen.
Davo Simplice Vodouhe uit het West-Afrikaanse Benin herkent zich in Mors verhaal. De boeren in zijn land willen graag overstappen, mede omdat het gebruik van pesticiden in Benin enkele jaren terug tot een epidemie leidde. Grote handelaren en de leveranciers van pesticiden werken de overgangsprogramma’s echter tegen. Het neemt niet weg dat de biologische productiewijze steeds bredere ingang vindt. Veel boeren hebben het bovendien nooit anders gedaan, aldus Vodouhe.
Hij wijst op het belang van een stabiele afzetmarkt. Voor de consument is biokatoen vaak duurder, maar de prijs zal alleen maar dalen naarmate de productie hoger wordt. Het aandeel dat de boer krijgt van kleding is uiteindelijk maar klein, benadrukt hij. Door de hoge subsidies die een land als de Verenigde Staten verleent aan zijn katoenboeren, zijn de prijzen altijd geflatteerd.
Medeorganisator van de conferentie Jeroen Klomp, katoencoördinator bij ICCO, ziet de belangstelling voor biokatoen bij bedrijven groeien en verwacht dat deze nog verder zal toenemen. „Grote bedrijven als Nike, Wal-Mart en Edun houden zich ermee bezig, maar ook het midden- en kleinbedrijf toont steeds meer interesse.” Na de laatste top van de Wereldhandelsorganisatie, december vorig jaar, is een internationale stuurgroep in het leven geroepen die werkt aan de verbetering van bestaande projecten en nieuwe initiatieven ontwikkelt. Zo is het voor boeren mogelijk voordelige leningen af te sluiten om daarmee de overstap te bekostigen.
De boeren in de organische sector krijgen een beter inkomen, aldus Klomp. De kledingindustrie neemt dus een zeker bedrijfsrisico wanneer ze de overstap waagt, omdat men binnen de textielsector elkaar op het hevigst beconcurreert. Klomp voorziet echter dat de trend verder zal doorzetten. De consument is kritischer geworden en wil geen kleding meer waar ’bloed’ aan kleeft.
Ook in een land als China, de grootste katoenleverancier, begint het onderwerp te leven, signaleert hij. „Er zal nog veel lobbywerk nodig zijn om stevig voet aan de grond te krijgen, maar ook daar houden de boeren het milieu liever schoon.”