Wat vreemd is blijft lang vreemd
Titel: ”Culturele contrasten”
Auteur: Gabriël van den Brink e.a.
Uitgeverij: Bert Bakker, Amsterdam, 2006
ISBN 90 351 30227
Pagina’s: 384
Prijs: € 22,95;
Titel: ”Nabije vreemden, Een eeuw wonen en samenleven”
Auteur: Jaap Vogel
Uitgeverij: SDU Uitgevers Den Haag, 2005
ISBN 90 1209777
Pagina’s: 249
Prijs: € 35,-.Allochtonen heb je in soorten. Dat is een van de conclusies in het boek van Gabriël van den Brink en anderen over de migranten in Rotterdam. Een andere conclusie is dat je niet te gemakkelijk moet denken dat culturele verschillen onbelangrijk zijn of in ieder geval na een of twee generaties zullen zijn verdwenen. Hun boek heet niet voor niets ”Culturele contrasten”.
Drie jaar geleden kreeg de cultuursocioloog Van den Brink samen met de sociaal-psycholoog Dick de Ruijter van het Rotterdamse gemeentebestuur opdracht om een onderzoek te doen naar de positie van migranten. Dat resulteerde eind 2003 in een beleidsadvies voor het college van B en W op basis van een aantal voorlopige bevindingen. Pas een paar jaar later waren alle gegevens verwerkt en konden ze in boekvorm worden gepresenteerd. Van den Brink geeft toe dat idealiter de volgorde andersom moet zijn. De urgentie van de problematiek bracht echter met zich mee dat het Rotterdamse college zo snel mogelijk een bestuurlijk advies wilde hebben.
In totaal werden 68 diepte-interviews gehouden, die ter voorkoming van taalproblemen en emotionele blokkades werden afgenomen in de moedertaal van de betrokkene. Om een breder beeld te krijgen werden ook Chinezen en Kaapverdiërs bij het onderzoek betrokken. Voor de vergelijkbaarheid werden tevens tien autochtone Rotterdammers geïnterviewd.
Alles bij elkaar levert dat een interessant boek op, zij het dat hier en daar wat herhalingen voorkomen. Zoiets kan irritant zijn. Een ander probleem is dat lager opgeleiden en ouderen ondervertegenwoordigd zijn onder de geïnterviewden. De auteurs vergoelijken dat door te stellen dat de opvattingen van de wat hoger opgeleide en jongere respondenten juist belangrijk zijn voor de toekomst. Zo is er altijd wel een argument te bedenken.
Verschillende posities
Bij de analyse van de gesprekken worden vijf domeinen onderscheiden: huwelijk en seksualiteit, werk en opleiding, religie, sociale relaties en ten slotte de houding van de ondervraagden ten opzichte van Nederland. Daarbij wordt duidelijk dat de onderscheiden groeperingen op deze domeinen een verschillende positie innemen. De ene groepering is moderner dan de andere. Maar dat kan per domein anders zijn.
De moderniteit die kenmerkend is voor Nederland en West-Europa ziet Van den Brink als het resultaat van een viertal revoluties: de wetenschappelijke revolutie die begon in de zestiende eeuw, de politieke revolutie die aan het eind van de achttiende eeuw inzette, de industriële revolutie van een eeuw later en ten slotte de seksuele revolutie die eerst in de jaren zestig van de vorige eeuw doorzette.
Tegen deze achtergrond geldt het Caraïbische huwelijkspatroon als zeer modern. Moderner nog dan het Nederlandse. Antilliaanse en zwarte Surinaamse meisjes en vrouwen kennen immers een vrije seksuele moraal. Zij hebben vaak kinderen uit meerdere relaties. Zij gaan gemakkelijk over tot een scheiding en nemen daar meestal zelf het initiatief toe. De moeders hebben ook de primaire verantwoordelijkheid voor de opvoeding. Ook de Kaapverdiërs passen in dit model.
Geen pluspunt
Dat maakt wel duidelijk dat het niet altijd een pluspunt is als men aan de eisen van de moderniteit voldoet. Verschillende malen spreekt Van den Brink uit dat hij met het hanteren van dit model geen waardeoordeel wil uitspreken. Maar in de hele presentatie van de onderzoeksgegevens gaat het toch wel sterk die kant uit.
Zo heet het dat Caraïbiërs en autochtonen als sterk uit de bus komen op het domein van het gezinsleven. Islamieten en Chinezen daarentegen als zwak. Maar die laatste twee groepen hebben wel meer besef van huwelijkstrouw en gezinsverantwoordelijkheid dan de eerste twee. Dat heeft ook z’n maatschappelijke consequenties. Hier en elders. Aziatische immigranten in de VS doen het qua onderwijsresultaten en economische prestaties aanzienlijk beter dan de zwarte bevolkingsgroep.
Gemeten naar de maatstaf van de moderniteit zou de gereformeerde gezindte ten aanzien van het gezinsleven als zwak geclassificeerd worden. En hetzelfde geldt ten aanzien van het geloofsleven. Op dat terrein is immers de norm dat mensen zelf hun geloof vormgeven, waarbij de positie van mannen en vrouwen in de geloofsgemeenschap gelijkwaardig is, men open staat ten opzichte van andere culturen en alle vrijheid heeft om zich van de religieuze gemeenschap los te maken.
Uit beide voorbeelden blijkt wel dat wij hier en daar onze eigen criteria moeten hanteren bij het analyseren van de allochtonenproblematiek. In een aantal gevallen staan wij dichter bij de normen en levensgewoonten van allochtonen dan bij hetgeen in de moderne samenleving als normaal geldt.
Hoog zelfbewustzijn
De onderlinge verhoudingen tussen de allochtone groepen blijken vaak negatief te zijn. Kennelijk is racisme niet voorbehouden aan blanken. Zo zijn Chinezen geneigd op zwarte mensen neer te kijken. „Als je ze op de vroege ochtend tegenkomt brengt het ongeluk.” Chinezen hebben ook een hoog zelfbewustzijn. Zij beschouwen hun cultuur als superieur vergeleken met de westerse.
In het algemeen geldt dat allochtonen hard oordelen over andere groeperingen, ongeacht of ze zelf al tamelijk geïntegreerd zijn, werk hebben en veel contact hebben met andere etniciteiten. Vermoedelijk is dit ook de realiteit van de komende decennia, zo concludeert de auteur.
Veel allochtonen hebben maatschappelijk conservatieve opvattingen. Men ziet de schaduwzijden van de ruimhartige verzorgingsstaat. Zo vindt men het belachelijk dat mensen een uitkering krijgen als ze geen zin hebben om te werken. Mijns inziens speelt daarbij ook een rol dat relatief veel geïnterviewden gerekruteerd zijn uit de allochtone middenklasse.
Bij de Surinamers is duidelijk sprake van een sociale stijging. Turken en Marokkanen vormen tamelijk gesloten gemeenschappen. Hun islamitische godsdienst accentueert in de huidige situatie de verschillen met de Nederlandse cultuur.
Nabije vreemden
Meer beschrijvend en met minder wetenschappelijke pretenties is het boek van Jaap Vogel ”Nabije vreemden”. Het is het vierde deel in de serie Cultuur en migratie in Nederland. Daarbij richt men zich op de laatste honderd jaar. De auteur is onderzoeker bij het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis te Amsterdam.
Het interessante van dit boek is dat het duidelijk maakt dat er in de twintigste eeuw voortdurend een instroom van vreemdelingen is geweest. Na de Eerste Wereldoorlog waren dat de Hongaarse pleegkinderen en de Duitse dienstmeisjes, na de Tweede Wereldoorlog de Ambonezen en de Hongaarse vluchtelingen. Het verschil met de allochtonenproblematiek van de laatste decennia is dat het destijds om beperkte aantallen ging. Bovendien waren het meestal blanken en/of christenen. Dat maakte de assimilatie gemakkelijker.
Voor de hoofdstukindeling van dit boek heeft men een originele invalshoek gekozen: de wijze waarop de vreemdelingen gehuisvest werden. Daarbij gaat het er met name om hoe groot de afstand was ten opzichte van de autochtone bevolking.
De Hongaarse pleegkinderen en de latere adoptiekinderen kwamen in het hart van het gezin terecht. De inwonende dienstmeisjes verbleven in ieder geval onder hetzelfde dak. Net als de hedendaagse au pair. Dan was er nog de variant van een kosthuis of pension. De buitenlandse mijnwerkers in Limburg werden in gezellenhuizen gehuisvest. Asielzoekers kwamen in opvangcentra buiten de bebouwde kom terecht.
Economie en psychologie
De vraag of de interactie tussen de gevestigden en de nieuwkomers inderdaad bepaald werd door de ruimtelijke afstand die er bestond, wordt echter door de auteur in algemene zin met nee beantwoord. De sociaal-economische ontwikkeling is wat dat betreft belangrijker.
In de vooroorlogse crisisjaren organiseerden Nederlandse ijsbereiders een regelrecht xenofobe actie tegen de hier verblijvende Italiaanse ijsbereiders. In 1922 voerde de politie razzia’s uit in de Amsterdamse Chinezenbuurt. Meer dan 200 man, voor wie geen werk was, werden onder begeleiding van een detachement mariniers op een schip gezet om naar Hongkong afgevoerd te worden. Het Algemeen Handelsblad schreef destijds dat „de geeltjes geen ogenblik zonder toezicht konden worden gelaten.”
Ook sociaal-psychologische factoren zijn van grote invloed. Hoe stellen mensen zich op? De Indische Nederlanders begrepen dat er voor hen geen weg terug was, terwijl de Molukkers zich nog jarenlang vastklampten aan het RMS-ideaal.
De teneur van dit boek is tamelijk multiculti. De nadruk ligt er op hoe leuk en interessant het toch was dat al die vreemdelingen naar Nederland kwamen. Inmiddels weten we dat er ook een andere kant aan zit. Vooral wanneer zich grote groepen melden die qua cultuur en godsdienst erg afwijken en economisch hun draai niet kunnen vinden.
Titel: