Verwant volk van helden
Titel: ”De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika, 1880-2005”
Auteur: Gerrit Schutte
Uitgeverij: Meinema, Zoetermeer, 2005
ISBN 90 211 4088 8
Pagina’s: twee delen, 823
Prijs: € 39,50.
Het is nauwelijks meer voor te stellen hoe hoog de emoties in Nederland twintig jaar geleden opliepen wanneer Zuid-Afrika in beeld kwam. Het oude Zuid-Afrika was voor veel Nederlanders iets zó verderfelijks geworden dat de afkeer van de apartheid religieuze trekken aannam. De Amsterdamse Vrije Universiteit, die tijdens de gloriejaren van rector magnificus Abraham Kuyper en ook van diens zoon H. H. Kuyper een veilige vesting voor de telgen van het Afrikaner broedervolk was, groeide tijdens de twintigste eeuw eerst langzaam en na 1945 in een steeds rapper tempo toe naar een houding van afstand en vervreemding ten opzichte van Zuid-Afrika. VU-historicus Gerrit Schutte doet in twee kloeke delen deze ontwikkeling zorgvuldig uit de doeken.
De titel ”De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika, 1880-2005” is in positieve zin misleidend. Schutte heeft bij het schrijven van dit boek zijn kans schoon gezien om werkelijk alles uit de kast te halen wat hij gedurende vele jaren van studieuze betrokkenheid bij het wel en wee van Zuid-Afrika had vergaard. Het resultaat is daarom veel meer dan een beperkte geschiedenis van de relatie van de VU met Zuid-Afrika, in het bijzonder met de zusteruniversiteit in Potchefstroom. Het is een studie van de Nederlands-Zuid-Afrikaanse betrekkingen in zeer ruime zin geworden.
Dat Nederland zich rond 1880 intensief met de Kaapkolonie en de Boerenrepublieken Transvaal en Oranje-Vrijstaat ging bemoeien, had in even grote mate met de rigoureuze politiek van het Britse rijk in Afrika als met de interne ontwikkelingen in Nederland zelf te maken. De Boeren die tijdens de Tweede Anglo-Boerenoorlog 1899-1902 het onderspit dolven, waren voor Nederland en de rest van continentaal Europa een belangrijk voorwerp van vereenzelviging. In de Afrikaner Boeren zag men de vitale krachten van het ideale Europa belichaamd. De Nederlanders projecteerden zelfs hun idealisering van de watergeuzen op dit verwante volk van helden in Afrika.
Sympathie
Geen andere Nederlandse geleerde en politicus voelde zich vanaf 1880 en 1881, de eerste jaren van strijd tussen Boer en Brit, zo tot in iedere vezel met de Zuid-Afrikanen van Nederlandse afkomst verbonden als Abraham Kuyper. Op verschillende manieren manifesteerde zich zijn sympathie voor de zaak der Boeren. Kuyper was ten nauwste betrokken bij de oprichting van de ”Nederlands-Zuidafrikaanse Vereniging” in 1881 en stuurde binnen de ruimte die zijn tegenstanders hem toestonden de contacten met Zuid-Afrikanen in de godsdienstige, wetenschappelijke en politieke richting die hij was toegedaan.
De Vrije Universiteit was in 1880 geopend. Kuyper was een groot denker op het terrein van de christelijk gefundeerde politiek. Hij had in zijn hoofdlijnen van de antirevolutionaire staatsleer de beginselen van de christelijke politiek geformuleerd. De leiders van de Boeren in Zuid-Afrika zagen daarin een model voor hun eigen politieke uitgangspunten en praktijk. Zo kwam het tot een verregaande overeenstemming van Kuypers programma van beginselen met dat van de zeer invloedrijke Zuid-Afrikaanse predikant S. J. du Toit. Het manifest van Du Toit dateert van 1882 en draagt de titel ”Program van Beginselen van den Afrikaner Bond”.
Rassenscheiding
Het eerste deel van Schuttes tweedelige studie bevat een schat aan details over de ontwikkelingen op godsdienstig en politiek gebied in Zuid-Afrika, gekoppeld aan hun gevolgen voor de banden met Nederland, in het bijzonder met de Vrije Universiteit. S. J. du Toit en latere geestverwanten als F. G. Badenhorst nemen de gedachten van Kuyper over de pluriformiteit van het mensdom als Gods scheppingsordinantie over en passen deze gedachten toe op de actuele situatie van Zuid-Afrika.
Terecht stelt Schutte vast dat het bij het denken van deze Zuid-Afrikaanse theologen en historici om een selectie uit het in Amsterdam aangereikte gedachtegoed ging. Aan de andere kant geeft Schutte toe dat Kuyper in zijn ideeën niet helemaal helder en consistent was. Kuyper schiep zelf voor een deel de voorwaarden voor het gebruik van zijn gedachten binnen de Zuid-Afrikaanse context. Uit het door Schutte gebodene is zelfs te concluderen dat VU-hoogleraren als H. H. Kuyper, V. Hepp en J. Waterink zelf in een denktrant zaten die verwant was met de Zuid-Afrikaanse geloofsovertuiging dat vermenging van rassen en culturen in strijd was met de door God gewilde scheppingsordening.
Schietpartij
Na 1945 bleken nieuwe gevoeligheden in Nederland de oude sentimenten gedeeltelijk te hebben verdrongen. Dit gold zeker voor de vereenzelviging met het geknechte broedervolk in het zuiden van Afrika. Het oude gevoel was er nog wel, maar puur en authentiek was het niet meer. De solidariteit begon te slijten. De kritische blik nam tijdens de decennia na 1945 allengs de plaats in van de eertijds idealistische visie. Vooral na de schietpartij van Sharpeville in 1960 was het voorbij met de romantisering van de Afrikaners. Gevoegd bij de veranderingen binnen het theologisch denken aan de VU leidde de nieuwe situatie tot frictie en duurzame vervreemding. De VU-mensen voelden zich geroepen om in overeenstemming met de evangelische doelstelling van hun universiteit een heilzame boodschap naar Zuid-Afrika te brengen. De Zuid-Afrikanen daarentegen meenden dat de geestverwanten in Nederland de kluts kwijt waren en zich door radicale studenten in een linkse hoek lieten drukken.
Het was in het bijzonder H. J. J. Bingle, de rector van Potchefstroom, die nijdig werd van het gedram van de kant van de VU en daar met een felheid op reageerde die de verzoening tussen Potchefstroom en de VU bepaald niet ten goede kwam. Geen wonder dat de officiële samenwerking tussen VU en Potch in 1976 in uitgesproken vijandigheid eindigde.
Subtiel ironisch
De auteur van deze studie hanteert af en toe een stijl die subtiel ironisch is en daardoor het lezen van dit uiterst degelijke werk opfleurt. ”De Vrije Universiteit en Zuid-Afrika, 1880-2005” is echter geen spannend relaas van twee vrienden die uit elkaar groeien en elkaar zelfs naar het leven gaan staan. Het is vooral een boek dat de lezer het antwoord belooft op de vragen die hij over de geschiedenis van de Nederlands-Zuid-Afrikaanse relaties heeft. Welke Zuid-Afrikaanse student studeerde in 1939 aan de VU? Waar studeerde deze student daarvoor in Zuid-Afrika? Op welk proefschrift promoveerde J. J. F. Durant in 1961 bij de beroemde theoloog J. H. Bavinck? Het antwoord is via een handig overzicht te vinden in dit boek.
Hoeveel archieven heeft Gerrit Schutte wel niet doorgeploegd om deze hoorn des overvloeds aan feiten, menselijke uitspraken en historische verbanden te kunnen presenteren! Soms overdrijft hij naar mijn gevoel in zijn zucht naar documentatie van het verleden. Dat is het geval bij de weergave van de eindeloze pogingen van bestuurder H. J. Brinkman van de VU om de relatie met Potchefstroom te laten voortbestaan. Een bondige samenvatting was mij liever geweest dan al die citaten uit de brieven van H. J. Brinkman. Dat geldt ook voor de registratie van het wat drammerig aandoende optreden van zendingshoogleraar J. Verkuyl. Is Verkuyl het historisch gezien wel waard om zo veel aandacht aan zijn acties te besteden? Andere lezers zullen deze uitvoerigheid mogelijk juist wel waarderen.
Kort en goed: we hebben nu een meesterlijke studie in handen van een ware kenner en liefhebber van de geschiedenis van dat ”wye en droewe land” Zuid-Afrika.