Libanon gaat van Israël compensatie eisen in het kader van artikel 8 van het statuut van het Strafhof, zo liet de Libanese minister van Milieu, Yaacoub Sarraf, maandag weten.Bij de luchtaanvallen die Israël op doelen in Libanon uitvoerde, werden onder meer de opslagtanks van een elektriciteitscentrale vlak bij de kust getroffen. Daardoor stroomden er vele tonnen stookolie in de Middellandse Zee, waar een olievlek van zo’n 150 kilometer lang ontstond. Vooral het opruimen van de olie die naar diepere lagen van de zee is gezakt is moeilijk en kost veel geld, aldus de minister. De vervuiling kan ook jaren later nog voor grote problemen zorgen aan de kust van Libanon en Syrië.

Landen kunnen elkaar overigens niet voor het ICC dagen, zoals de minister suggereert; het eveneens in Den Haag gevestigde Internationaal Gerechtshof (ICJ) is daarvoor het geëigende forum. Bij het Strafhof worden alleen processen tegen individuele personen gevoerd. Wel kan een veroordeling bij het ICC leiden tot de toekenning van een schadevergoeding door de Strafhofrechters.

De kans is echter vrijwel nihil dat de Israëlische premier Ehud Olmert of een andere Israëlische hoogwaardigheidsbekleder voor het ICC terecht zal moeten staan. Israël noch Libanon heeft namelijk het Statuut van Rome geratificeerd, het ICC-oprichtingsverdrag.

Een eventuele zaak-Olmert zou alsnog ontvankelijk kunnen worden gemaakt door een stemming in de VN-Veiligheidsraad, zoals inzake Darfur gebeurde. De Verenigde Staten, een traditionele bondgenoot van Israël met een grote afkeer van het ICC, kunnen daar met hun veto een stokje voor steken.

Een Libanese klacht tegen Israël bij het ICJ maakt overigens ook weinig kans, omdat geen van beide landen de bindende rechtsmacht van het Internationaal Gerechtshof heeft erkend.