Buitenland

„Laat Neuschwanstein niet ontheiligen door nieuwsgierigen”

HOHENSCHWANGAU - Het kasteel Neuschwanstein is een van de grootste toeristenattracties van Beieren. Jaarlijks bezichtigen ruim 1,3 miljoen gasten uit binnen- en buitenland het sprookjeskasteel dat onlosmakelijk verbonden is met de Beierse koning Ludwig II.

11 September 2006 08:46Gewijzigd op 14 November 2020 04:05
HOHENSCHWANGAU – Het sprookjesachtige kasteel Neuschwanstein. Posters van Ludwigs ridderburcht sieren menig lokaal waarin Duitse les wordt gegeven. Foto RD
HOHENSCHWANGAU – Het sprookjesachtige kasteel Neuschwanstein. Posters van Ludwigs ridderburcht sieren menig lokaal waarin Duitse les wordt gegeven. Foto RD

Al meer dan een eeuw maken toeristen de reis naar het zuiden van Beieren. Indertijd was het slot Hohenschwangau, waar Ludwig II in 1845 werd geboren, de grote trekpleister. Vooral gezinnen van industriëlen, hoogleraren en generaals vleiden zich dan in het gras tegenover het kasteel, waar men ging picknicken en genoot van het uitzicht op de burcht die gebouwd is met de Beierse Alpen als decor.Toen na de Tweede Wereldoorlog de Bondsrepubliek zijn aanzien in het buitenland wilde opvijzelen en als vakantiebestemming weer in beeld wilde komen, moest dat gebeuren met de Duitse romantiek. Neuschwanstein, dat tot dusver vooral een Beierse bezienswaardigheid was, paste prima in die plannen. Het sprookjeskasteel sloot naadloos aan bij het Duitse clichébeeld met zijn donkere bossen, ridderburchten en sprookjes van Grimm.

Een bijna kilometer lange weg leidt omhoog naar het witte kasteel waarvan posters vrijwel elk klaslokaal van iedere docent Duits sieren. Het steile pad moet een lijdensweg voor gezette Amerikanen zijn. Net als Japanners, met de stereotype zonneklep, nemen zij daarom als het even kan de bus of laten ze zich naar boven hijsen in een koets.

Koning Ludwig II had het allemaal zo niet bedoeld. Het kasteel was uitsluitend voor hem bestemd. En voor Richard Wagner, die door de vorst werd vereerd als niemand anders. „Een „waardige tempel voor de goddelijke vriend” had Ludwig voor ogen toen hij Neuschwanstein tussen 1869 en 1886 voor 6,2 miljoen mark liet bouwen. Met de Middeleeuwse ridderburcht wilde hij loskomen van de wereld, waarvan hij „het ovatiegebrul” haatte.

Hier creëerde de vorst van het huis van Wittelsbach zijn eigen schijnwereld, die voor hem tot werkelijkheid werd. Hij ondertekende brieven met ”Parcifal”, onderhield zich met personen uit het verleden, verkleedde zich als Lohengrin en stak zijn lakeien in oosterse gewaden. In zijn eentje voerde hij twistgesprekken met beroemdheden uit het verleden, vooral met de Franse Zonnekoning Lodewijk XIV, voor wie hij grote bewondering had. Zijn toevluchtsoord verliet hij op den duur alleen nog maar ’s nachts. Dan joeg hij met een arrenslee of in een koets begeleid door fakkeldragers door de donkere nacht.

De koning trok zich meer en meer terug uit de hoofdstad München. Hij verkoos de eenzaamheid van de Beierse Alpen. Ludwig liet drie kastelen bouwen maar rust vond hij niet. Toen Neuschwanstein half af was gaf hij opdracht om uit de lege staatskas in München 6 miljoen goudmark te halen voor een vierde droomkasteel.

Ludwig II dreef zijn regering tot wanhoop met zijn bouwwoede. De regering moest steeds meer geld lenen om de extravagante plannen te bekostigen. Neuschwanstein was in de ogen van de regering een onzinnig kasteel dat het koninkrijk zou ruïneren. Uiteindelijk wist de regering Ludwig krankzinnig te verklaren en werd hij onder curatele geplaatst. „Bewaar deze kamers als heiligdom, laat ze niet ontwijden door nieuwsgierigen, want ik heb daarin de moeilijkste uren van mijn leven doorgebracht”, zei Ludwig bij zijn arrestatie toen hij Neuschwanstein gedwongen verliet.

De vorst vertrok naar slot Berg aan de Starnberger See, waar hij onder medisch toezicht stond. Een paar dagen later vond de koning op 13 juni 1886 onder mysterieuze omstandigheden de dood in de Starnberger See (zie kader).

Een paar weken later ging het kasteel open voor het publiek. Iedereen genoot van Ludwig en zijn creatie. Een hofdame zei verontwaardigd: „Vreemd. Zolang de koning regeerde beschouwde de hele wereld hem als een gek. Nu hij dood is wil niemand geloven dat hij het was.”

In het kasteel regeren nu de gidsen en vergapen toeristen zich aan de paar zalen die bij de dood van Ludwig gereed waren. In de zomer loopt het aantal dagjesmensen op tot zo’n 10.000. Neuschwanstein is een toerismemachine met 25 vaste medewerkers, 35 gidsen die de buitenlanders in totaal dertien vreemde talen te woord kunnen staan. De jaaromzet bedraagt 10 miljoen euro. Elke vijf minuten stapt een groep het kasteel binnen, om met een halfuur weer te worden afgevoerd. Alleen de slaapkamer, de woonkamer, de concertzaal en de troonzaal krijgt men te zien. Voor de toer van een halfuur betaalt men 7,50 euro.

Neuschwanstein kostte de staat München indertijd miljoenen. Al dat geld wordt nu gemakkelijk terugverdiend. Vergeten is dat men het Ludwig II zeer kwalijk nam dat hij zo verkwistend tekeer ging. Misschien was Ludwig ergens zo gek nog niet. In zijn dagboek schreef Ludwig eens: „Een eeuwig raadsel wil ik blijven.” Daar sloeg hij de spijker mee op de kop.

Dit is het laatste artikel in een serie van vier over de Duitse deelstaat Beieren. De vorige afleveringen zijn 2, 4 en 7 september verschenen.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer