Homoseksualiteit
Nederland is wereldwijd gezien koploper wat betreft de acceptatie van homoseksualiteit, samen met enkele Scandinavische landen. Uit vandaag gepubliceerde cijfers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) blijkt dat negentien van de twintig Nederlanders vinden dat homoseksuele mannen en vrouwen vrij moeten zijn om hun leven te leiden zoals zij dat willen. Het SCP heeft het rapport een uitdagende titel gegeven: ”Gewoon doen”.
De resultaten betekenen een succes voor het kabinet. In juli 2005 bood staatssecretaris Ross van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de ”Nota homo-emancipatiebeleid 2005-2007” aan de Tweede Kamer aan. Het eerste doel dat zij daarin noemt, is het bevorderen van de sociale acceptatie van homoseksuelen in Nederland. De maatregelen die het kabinet nam om dat doel te bereiken, varieerden van steun aan de Europese sportkampioenschappen voor homoseksuelen in 2005 tot 100.000 euro voor het veelbesproken blad Expreszo, dat op alle scholen voor voortgezet onderwijs uitgedeeld moest worden.Het kabinet ondernam deze acties omdat er steeds meer berichten kwamen over intolerantie onder groepen jongeren en onder etnische minderheden. De verharding van de samenleving en de groeiende intolerantie lijken hun weerslag te hebben op de groep homoseksuelen, schreef Ross. Dat was ook de aanleiding voor het nu gepubliceerde onderzoek.
Intussen is duidelijk waar de schoen wringt. Het gaat best met de acceptatie van homoseksuelen, blijkt nu, en met die intolerantie valt het erg mee. Maar er is één opvallende uitzondering, schrijft het SCP: „de kleine groep zeer godsdienstige Nederlanders; zij wijzen in grote meerderheid homoseksualiteit af.” Van de ondervraagden die religie zeer belangrijk vinden, staat 80 procent negatief tegenover homoseksualiteit.
Het SCP-rapport verrast niet. Het bevestigt wat min of meer bekend was. Dat betreft zowel de voortrekkersrol van Nederland op het gebied van homo-emancipatie als de bezwaren van orthodoxe christenen. Toch, nu die vermoedens gestold zijn tot harde cijfers, slaat de schrik opnieuw om het hart. Slechts een op de vijf Nederlanders heeft bezwaren tegen het homohuwelijk. Gedrag dat de Bijbel onmiskenbaar veroordeelt als zonde -Paulus spreekt over schandelijkheid- is in Nederland kennelijk geaccepteerd. Gewoon dóén, zegt het rapport met zoveel woorden.
Het is niet uitgesloten dat de „groep zeer godsdienstige Nederlanders” de volgende ’lastige’ categorie is waar het kabinet werk van wil maken. Die groep moet zich daar echter niet door laten beïnvloeden. Het gevaar is groot dat christenen zich ervoor gaan schamen om homoseksueel gedrag resoluut af te wijzen. Ook binnen de gereformeerde gezindte groeit langzamerhand begrip voor relaties tussen mensen met een homofiele geaardheid. Die staan echter haaks op de band tussen man en vrouw die God in het paradijs heeft gesmeed. De zondeval heeft een onvoorstelbare schade aangericht, niet het minst op het terrein van de seksualiteit. Christenen die de diepte van die val hebben gepeild, zullen nooit verwijtend neerkijken op homoseksuelen. Tegelijkertijd kunnen ze het niet over hun hart krijgen om hun gedrag goed te keuren.