Oude en nieuwe leren
In onderwijsland bestaat onrust over het niveau en de resultaten van met name het voortgezet onderwijs. Wordt de achteruitgang alleen veroorzaakt door het nieuwe leren, waarbij het accent op vaardigheden ligt? Is een simpele terugkeer naar het oude leren met grote aandacht voor kennisoverdracht de oplossing?
Bij deze discussie, die het zeker waard is gevoerd te worden, is het van belang dat duidelijk is waarover we eigenlijk praten. Het nieuwe leren is een verzamelbegrip voor iedere andere aanpak dan de klassikale. Ergens las ik dat het nieuwe leren zou bestaan uit het aanleren van vaardigheden, het maken van werkstukken, het houden van spreekbeurten en het volgen van een stage. Voor de duidelijkheid is het goed om zich te realiseren dat leerlingen al decennialang werkstukken maken, spreekbeurten houden en stages volgen. Ik vermoed dat niemand deze onderdelen van het onderwijs ter discussie zou willen stellen. Ze hebben voluit een plaats in het oude leren.Wat is het nieuwe leren eigenlijk? Er is onderzoek naar gedaan. Dat resulteerde in een viertal kenmerken. Het eerste is dat leren plaatsvindt in een authentieke leeromgeving waarin het leren als zinvol en betekenisvol wordt ervaren. Vervolgens is er sprake van een grote mate van zelfsturing van de leerling in een activerende leeromgeving. De leerling kan en mag de eigen vorderingen beoordelen en daarop reflecteren. Als derde karakteristiek vindt het leren plaats in een sociale setting, dus groepswerk. Ten slotte wordt gewezen op de toenemende rol van ICT in het leerproces.
Reflecteren
Als je rustig over deze kenmerken nadenkt, zie je er diverse elementen in die goed bruikbaar zijn. Niemand zal ertegen zijn om het leren zinvol en betekenisvol te doen zijn. Een docent Engels die zijn onderbouwleerlingen een artikel uit het blad Time over de achtjarige gevangenschap van de Oostenrijkse Natascha Kampusch laat lezen, creëert een betekenisvolle context. Een docent geschiedenis die zijn vwo-leerlingen in groepjes een paar bladzijden uit het boek ”Wonderen des Allerhoogsten” over koning Philips II laat lezen én iets uit het vertaalde werk van de historicus Vazquez de Prada laat bestuderen over dezelfde vorst, is bezig met een zinvolle opdracht. De leerlingen spreken samen over de verschillen in visie, en daarmee krijgen ze inzicht in het begrip standplaatsgebondenheid.
Reflecteren op eigen vorderingen is vanzelfsprekend goed. Vmbo-leerlingen in de beroepsgerichte vakken doen dit met grote regelmaat. Het is van belang dat een leerling ziet waarom hij iets fout heeft gedaan. De rol van ICT in het onderwijs, wat als vierde kenmerk van het nieuwe leren wordt genoemd, is niet meer weg te denken.
Betekenen deze voorbeelden dat we het nieuwe leren moeten invoeren? Nee. Als je dit namelijk als totaalconcept invoert, ga je uit van een mensbeeld dat niet spoort met dat van de Bijbel. De voorbeelden laten echter wel zien dat bepaalde kenmerken van het nieuwe leren al oud zijn. In dit verband is de uitspraak van Euclides veelzeggend: „De meeste ideeën over onderwijs zijn niet nieuw, maar niet iedereen kent de oude.”
Identiteit
Hierbij verdient een ander punt aandacht. Er wordt veel nagedacht over de maatschappelijke opdracht van de school. Aspecten van toerusting en vorming, het leren verwoorden van eigen standpunten en het leren participeren in de multiculturele samenleving zijn belangrijke doelstellingen van het reformatorisch onderwijs. Deze doelen zijn niet te bereiken met alleen klassikaal en docentgestuurd onderwijs. Daar zijn onderwijsvormen voor nodig die onder het kopje van het nieuwe leren worden geschaard. Gesprekken met leerlingen van andere scholen over onderwerpen die de identiteit raken, een discussiemiddag met een politicus van een niet-christelijke partij en een project over seksualiteit zijn waardevolle onderdelen van het onderwijs op onze scholen.
De keuze van deze onderwerpen en de manier waarop ze behandeld worden, zeggen iets over de visie op de taak van de school. In die visie is de school meer dan alleen een instituut waar docenten kennis aan leerlingen verstrekken. Het is immers ook een instelling waar die leerlingen voorbereid worden om op een Bijbels verantwoorde wijze deel te nemen aan het maatschappelijke verkeer.
Kenniselement
Het bovenstaande maakt mijns inziens duidelijk dat we het oude en het nieuwe leren niet als elkaar uitsluitende concepten moeten zien. Aanhangers van het oude leren zullen in de praktijk zeker vormen van onderwijs toepassen die -ongelukkigerwijs- in de discussie bij het nieuwe leren een plaats krijgen.
Wel is het zo dat de slinger in een aantal gevallen te ver is doorgeslagen naar de kant van vaardigheden, samenwerken enzovoort. Het is goed dat er bijvoorbeeld bij de vernieuwing van de tweede fase meer aandacht voor het kenniselement komt. Op de reformatorische scholen is men daar niet ongelukkig mee. Het is een goede zaak dat kennis weer meer voor het voetlicht komt. Vooral de kennis van godsdienstige en ethische zaken is van belang. Die geeft onze leerlingen vastigheid.
Die kennis wordt nog waardevoller als leerlingen geleerd hebben hoe deze in het persoonlijke en sociale leven kan functioneren. Dan ervaren we tevens onze afhankelijkheid van de zegen van de Heere. Die is onmisbaar bij het oude leren en bij toepasbare vormen van het nieuwe leren.
De auteur is voorzitter van de centrale directie van het Van Lodensteincollege.