Carlos Menem in het nauw
Het enige dat oud-president Carlos Menem van Argentinië wil toegeven is dat hij er inderdaad een geheime bankrekening in Zwitserland op nahoudt. Eerder had Menem bij herhaling en onder ede verklaard geen bankrekeningen in het buitenland te hebben.
Menems bekentenis volgt op de publicatie maandag door de New York Times van verklaringen die zijn afgelegd door een overgelopen Iraanse geheim agent. Die verzekerde dat de Argentijnse ex-president door de regering in Teheran is beloond met de storting van 10 miljoen dollar op een Zwitserse bankrekening voor het ontregelen van het justitiële onderzoek naar twee bomaanslagen op Joodse doelen in zijn land. Beide terreurdaden zouden zijn bekokstoofd door de Iraanse inlichtingendienst.
De in 1996 uit Iran gevluchte Abdolghassem Meshabi zei dat het bedrag op een rekening van Menem is terechtgekomen bij een bank in Genève, op een steenworp afstand van het Hotel du Rhône. Eerder bevestigden Zwiterse monetaire autoriteiten dat Menem in het door Meshabi aangegeven tijdvak een deposito ontving van 10 miljoen dollar op een genummerde bankrekening. Dit bracht de Geneefse procureur-generaal Bernard Bertossa ertoe de tegoeden op deze rekening te bevriezen. Nader onderzoek door de Zwitserse justitie wees uit dat de geblokkeerde bankrekening toebehoort aan Menems ex-vrouw Zulema Yoma.
Abdolghassem Meshabi is twee keer ondervraagd door de Argentijnse rechter Juan José Galeano, die is belast met het onderzoek naar de toedracht van de bomaanslag van 18 juli 1994 op het kantoor van de Joodse vereniging AMIA in Buenos Aires. Bij de aanslag kwamen 85 mensen om het leven. Rechter Galeano weigert evenwel de verklaringen van de Iraanse overloper te openbaren. Volgens ex-minister van Justitie Alberto Zuppi lijdt het geen twijfel dat de uitlatingen van ”getuige C” geheim blijven omdat zij „prominente Argentijnen” in verlegenheid zouden brengen. „De heer Meshabi is het verdwaalde maar dodelijke projectiel dat niemand had kunnen voorzien en die nu de reputatie dreigt te torpederen van diverse notabelen in ons land”, aldus de voormalige bewindsman.
In zijn tweede getuigenverklaring tegenover rechter Galeano, in mei 2000, zei Meshabi onder meer dat de Iraanse regering Carlos Menem hielp met de financiering van verkiezingscampagnes in 1989 en 1995, om hem zo in het presidentiële paleis te doen belanden. „Met Menem als president zou Iran de vrije hand krijgen in Argentinië, met inbegrip van het plegen van aanslagen. En zo gebeurde het”, aldus getuige C, die verder zei dat Menem tot vier keer toe een persoonlijke afgevaardigde naar Teheran stuurde, om daar te onderhandelen over de prijs van zijn medewerking.
Vanzelfsprekend ontkent Carlos Menem zelf ook maar iets van doen te hebben gehad met louche Iraniërs. De gebelgde ex-president zei dinsdag een proces wegens laster te zullen aanspannen tegen de Amerikaanse krant en noemde de beschuldiging „een gemene, goedkope en vooral onwaardige zet.” Menem vermoedt een politiek complot dat zijn kandidaatstelling wil voor de presidentsverkiezing van maart volgend jaar wil ondermijnen.
De New York Times baseerde zijn geruchtmakende artikel op een rapport van ongeveer honderd pagina’s dat in Buenos Aires is gelekt door leden van het Secretariaat voor Staatsinlichtingen (SIDE). Dat Carlos Menem het bepaald niet nauw nam met ambtelijke gedragsnormen is algemeen bekend in Argentinië. Dat hij zich als staatshoofd menigmaal liet verleiden om zijn macht te verzilveren, is goed gedocumenteerd. Het is evenwel een grote sprong naar Menem als strohalm van de ayatollahs. Bovendien is het ook niet echt opzienbarend dat de Argentijnse justitie tekortschiet. Ook de rechters in het land geven nogal eens gehoor aan de lokroep van het geld.
Zonder Carlos Menem meteen de hand boven het hoofd te willen houden, is enige achterdocht op zijn plaats. Niet alleen valt de aantijging tegen Carlos Menem samen met de achtste verjaardag van de gruwelijke aanslag, ook is Menem verwikkeld in een niet door iedereen op prijs gestelde poging om de nominatie te krijgen van de Peronistische Partij voor de presidentsverkiezingen van maart volgend jaar. Menem zelf twijfelt geen moment aan zijn naderende overwinning. Anderen als president Eduardo Duhalde verklaren voor de camera’s weliswaar dat Menem als politicus heeft afgedaan en geen factor van belang mag heten, maar geven binnenskamers schoorvoetend toe dat hij gevaarlijk blijft en mogelijk zelfs afstevent op een klinkende stembuszege.
In dit licht gezien, en in de wetenschap dat ook de Argentijnse inlichtingendienst SIDE niet wars is van politieke intriges, is het wellicht verstandig de laatste spectaculaire beschuldigingen aan het adres van Menem enigszins te relativeren. Politiek columnist Eduardo Kooyman van de krant Clarín wijst er droog maar fijntjes op dat de SIDE rechtstreeks onder de president valt. En het huidige staatshoofd, Eduardo Duhalde, is sinds jaar en dag de politieke tegenpool en daardoor de aartsvijand van Carlos Menem.