Tien opvallende uitkomsten
Tegenover een afname na de jaren zestig bij de rooms-katholieken en de kerken die inmiddels zijn opgegaan in de Protestantse Kerk van respectievelijk 12 procent en 51 procent staat een stijging van het aandeel moslims en hindoes van achtereenvolgens 1648 procent en 3200 procent.
- In 2020 zal Nederland vermoedelijk 1.285.000 moslims tellen (2004: 944.000), 7,7 procent van de bevolking.- Rooms-katholieke kerken tellen met Kerst nog altijd veel bezoekers, maar ook de kerkgang bij die gelegenheid daalde in vijf jaar tijd met 14 procent.
Ook bij kerkgenootschappen die eerder een „onstuimige groei” doormaakten, zoals evangelische en pinkstergemeenten, is de groei (vrijwel) tot staan gekomen, „al kan niet worden uitgesloten dat deze stabilisatie valt terug te voeren op de gebrekkige registratie bij deze kerken.”
Bij de kerkleden is een ondervertegenwoordiging van academici ontstaan.
(Verstedelijkte) plattelandsgemeenten lijken de bolwerken van de kerkelijkheid te worden.
De voorkeur voor confessioneel onderwijs heeft zich beter weten te handhaven dan die voor confessionele politiek, zowel onder de bevolking als geheel als onder de kerkleden.
Het is onwaarschijnlijk dat er in Nederland in het geheel geen kerkleden overblijven. „Ook in een geseculariseerde samenleving zullen er altijd wel mensen zijn die de kerk trouw willen blijven”, aldus het SCP.
Als mensen eenmaal buitenkerkelijk zijn opgevoed, keren zij doorgaans niet meer naar de kerken terug. Van degenen die buitenkerkelijk werden opgevoed, bleek in 2004 97 procent buitenkerkelijk gebleven.
Een „fundamentele uitleg” van de Bijbel -„de Heilige Schrift is Gods Woord en moet woord voor woord letterlijk worden opgevat”- kwam in 1998 alleen in Italië en in de Verenigde Staten in enige mate voor (26 procent en 30 procent). In Nederland lag dit percentage toen op 8.