Washington overweegt grotere binnenlandse rol leger
De Amerikaanse president George Bush verraste velen kortgeleden met de aankondiging dat de zogeheten ”posse comitatus act” van 1878 misschien moet worden herzien. Dat kan volgens de president nodig zijn in het kader van het ontwikkelen van een strategie ter bestrijding van terroristische aanvallen tegen de Verenigde Staten.
”Posse comitatus” -oftewel de macht van het (bestuurlijk) gewest- was een bekend begrip in de 19e eeuw. Sheriffs verzamelden onder dit motto bijvoorbeeld betrouwbare mensen uit de gemeenschap om in uitzonderlijke gevallen de wet ten uitvoer te brengen, bijvoorbeeld bij het onderdrukken van rellen, bij het vangen van gevaarlijke bendes of bij het organiseren van hulp na een natuurramp.
Na de Amerikaanse burgeroorlog viel die rol toe aan het overwinnende noordelijke leger. Militairen zorgden voor een ordelijk verloop van verkiezingen, voor wetshandhaving in het algemeen en het leger was ook actief in het oprollen van afdelingen van de racistische beweging Ku Klux Klan.
Aan het eind van de zogeheten ”wederopbouwperiode” maakte de politiek een eind aan deze politierol van de militairen. Niet in de laatste plaats vanwege nogal wat uitwassen die de aandacht hadden getrokken. Vandaar eerdergenoemde wet ”posse comitatus” oftewel de ”posse comitatus act” van 1878.
Die maakte een eind aan de binnenlandse rol van het leger, zij het dat uitzonderingen mogelijk waren als het Congres (parlement) dat nodig mocht vinden. Die uitzonderingen kunnen rampen zijn waarbij militairen of de Nationale Garde wordt ingezet of bijvoorbeeld de recente Olympische Spelen in Salt Lake City, waar militairen hielpen bij de beveiliging van het olympische complex.
„Wij zijn geen land met een uitgesproken militaire traditie en de meeste burgers zouden er moeite mee hebben om het leger een grotere rol te geven in het binnenland”, zo meent Tom Ridge, oud-gouverneur van Pennsylvania en momenteel de man die binnen de regering-Bush verantwoordelijk is voor de coördinatie van de binnenlandse veiligheid.
Als president Bush zijn zin krijgt, wordt die binnenlandse veiligheid radicaal gereorganiseerd en binnen die reorganisatie zou ruimte moeten worden gecreëerd voor het leger. Lang niet iedereen binnen het ministerie van Defensie (Pentagon) staat daar onverdeeld positief tegenover. „Wij zijn niet opgeleid om politiewerk te doen, maar aan de andere kant weten wij na de 11e september dat een terroristische aanval een onmiddellijk antwoord vereist dat het gefragmenteerde politieapparaat van ons land niet kan geven. Binnen die twee polen moeten wij een zinvolle rol zien te creëren voor het militaire apparaat”, aldus generaal Ralph Eberhart, commandant van het zogeheten Noordelijke Commando, dat na de septemberaanslagen werd gecreëerd voor coördinatie van de militaire maatregelen in geval van een terroristische aanslag op de VS.
Veel politici hebben tweeslachtige gevoelens over deze ontwikkeling. „De ”posse comitatus act” heeft ons jarenlang goed gediend. Het was een garantie voor de scheiding tussen ons apparaat voor binnenlandse wetshandhaving en het leger. Behalve in hoogst uitzonderlijke gevallen, waarin militairen die binnenlandse wetshandhaving te hulp snelden of bijvoorbeeld bij rellen hielpen voorkomen dat hele stadsgedeelten werden leeggeplunderd. Ik denk dat wij erg voorzichtig moeten zijn als wij deze situatie willen veranderen. Je draait iets niet zomaar terug, als later blijkt dat het niet werkt”, zo meent senator Carl Levin, voorzitter van de defensiecommissie van de Senaat.
Aan de andere kant erkent Levin dat nieuwe terreuraanslagen politie en FBI mogelijk voor te grote opgaven zouden plaatsen. „Als wij over oorlogsdaden spreken -zoals de aanslagen op 11 september duidelijk een oorlogsdaad vormden- dan is er mogelijk een rol voor het militaire apparaat, maar die rol moet duidelijk begrensd blijven”, aldus Levin.
Burgerrechtenorganisaties zijn niet enthousiast over het vooruitzicht dat militairen een ruimere rol toebedeeld zouden krijgen. „Via de Nationale Garde wordt regelmatig al een zeer militair element toegevoegd aan de handhaving van de binnenlandse orde en veiligheid. Als wij nu ook meer ruimte aan het leger geven, waar blijven dan de garanties dat burgerrechten niet in de knel komen in tijden van spanning”, zo vraagt Steve Hurley, woordvoerder van Amerika’s grootste burgerrechtenbeweging American Civil Liberties Union (ACLU), zich af. De organisatie is bang dat er precedenten worden geschapen die later moeilijk zijn terug te draaien. „Je ziet in Afghanistan al hoe het leger de informatiestroom probeert af te knijpen. Dat kan in het geval van een aanval op de VS misschien tijdelijk nodig zijn, maar waar ligt de grens tussen zo’n maatregel en onnodige beknotting van de algemene burgerlijke vrijheden?” aldus Hurley.
Tom Ridge ziet daar geen al te grote problemen. „In de periode dat ik gouverneur was van Pennsylvania heb ik tweemaal een beroep moeten doen op de Nationale Garde. Dat verliep vlekkeloos en ik zie niet in waarom een beperkte militaire inzet in tijden waarin wij opnieuw aangevallen zouden worden niet mogelijk zou zijn. Wij móéten ons voorbereiden op aanvallen, dat is wel duidelijk uit informatie die de inlichtingendiensten ons leveren. De afzonderlijke staten kunnen bij een plotselinge crisis niet zo snel een effectieve samenwerking uit de grond stampen, dat ligt organisatorisch niet zo eenvoudig. De FBI is geen verdedigingsapparaat. Als er dan een militair antwoord moet komen over een breder front is het leger het aangewezen instituut. Met de nodige beperkingen en controles, dat moet duidelijk zijn. Maar als die worden ingebouwd, dan zie ik op dit gebied geen onoverkomelijke bezwaren”, aldus Ridge.