Gelovig met een wereldse levensstijl
Titel:
”Werelden apart? Leefstijlen van middelbare scholieren”
Auteur: Anne Bert Dijkstra
Uitgeverij: Koninklijke Van Gorcum, Assen, 2002
ISBN 90 232 3729 3
Pagina’s: 228
Prijs: € 18,00. „Gereformeerde scholieren zijn gewone jongeren, die gereformeerd godsdienstig zijn, maar dat laatste minder dan 15 jaar geleden.” Dat is, aldus de onderwijssocioloog dr. A. B. Dijkstra, het resultaat van een vergelijkend onderzoek naar de leefwereld van jongeren op vrijgemaakt gereformeerde scholen. Onder de titel ”Werelden apart?” presenteert hij de toch wel opmerkelijke resultaten van zijn studie.
Het vraagteken in de titel staat er immers niet voor niets. Tussen de leefstijlen van vrijgemaakte scholieren en andere Nederlandse jongeren bestaat vaak niet veel verschil, ook niet als het gaat om deelname aan allerlei vormen van cultuur en vrijetijdsbesteding.
Wel zijn de eersten hier en daar wat ingetogener. Ze gaan minder vaak uit dan de doorsnee jongere, komen minder vaak op houseparty’s en popconcerten en gebruiken minder vaak drugs. Ook op het punt van de seksuele moraal zijn er duidelijk verschillen te constateren in opvattingen en levenspraktijk. Sterke verwereldlijking
Dat neemt niet weg dat er een grote kloof bestaat tussen de standpunten over levensstijl, vrijetijdsbesteding en seksualiteit zoals die vanouds in vrijgemaakte kring golden en de opvattingen en praktijken van de jongere generatie. Onmiskenbaar heeft hier een sterke verwereldlijking plaatsgehad.
Helaas zijn vergelijkende cijfers over de situatie in het verleden maar in beperkte mate beschikbaar. In 1982 is een minder omvangrijk onderzoek gehouden, dat echter wel ingrijpende verschuivingen liet zien. Gaf toen tweederde van de vrijgemaakte jongeren aan nooit in een bioscoop te komen, in 1996 -toen het door Dijkstra gebruikte onderzoek werd gehouden- was dat gedaald tot eenderde. Toen ging 80 procent nooit naar een disco, inmiddels (1996) is dat gezakt tot 63 procent.
Ook ten aanzien van popmuziek is sprake van een doorbraak. Destijds luisterde 20 procent zeer regelmatig naar popmuziek, in het jongste onderzoek is dat gestegen tot bijna 60.
Ondertussen zijn we al weer een paar jaar verder. De vraag rijst in hoeverre deze trends zich sindsdien hebben voortgezet. Terecht beklemtoont Dijkstra dat twee metingen onvoldoende zijn om een trend te extrapoleren. Dat neemt niet weg dat het, op grond van allerlei ontwikkelingen die zich de laatste tijd in het vrijgemaakte milieu hebben voorgedaan, niet aannemelijk is dat de verwereldlijking in 1996 is gestopt of dat een omgekeerde ontwikkeling is ingezet.
Als het gaat om de seksuele moraal, moeten we constateren dat er een forse kloof is gegroeid tussen de officiële kerkelijke standpunten en de opvattingen die de vrijgemaakte scholieren er op na houden. Ruim een kwart vindt voorhuwelijkse geslachtsgemeenschap (eigenlijk) wel goed als een jongen en een meisje toch van plan zijn met elkaar te trouwen, een kwart wijst die zonder meer af; de rest zit daartussenin.
Hoewel deze cijfers nog wel een flink onderscheid te zien geven met de opvattingen die in het algemeen onder jongeren leven, is er toch duidelijk sprake van een beïnvloeding door de algemene ruime moraal. Overigens hebben vrijgemaakte meisjes op dit punt wat striktere opvattingen dan jongens.
Bijbellezen en bidden
Een aanzienlijk verschil tussen de ondervraagde leerlingen van vrijgemaakte scholen voor voortgezet onderwijs en de Nederlandse jongeren in het algemeen bestaat er op godsdienstig gebied. Voor 43 procent betekent het geloof veel; voor 54 procent wel wat. Landelijk liggen die percentages op 11 respectievelijk 18.
Bijna de helft -44 procent- van de vrijgemaakte scholieren leest (heel) vaak voor zichzelf uit de Bijbel. In 1982 was dat nog driekwart. Het persoonlijk gebed is niet minder geworden; wel hebben de jongeren minder vaak het gevoel dat bidden helpt bij persoonlijke problemen. Niettemin is de overgrote meerderheid er voor zichzelf zeker van een kind van God te zijn. Dat percentage is in al die jaren maar iets afgenomen (van 99 naar 93).
Het behoort ook tot het kenmerkende van de vrijgemaakte scholen, zo citeert Dijkstra, dat die ertoe willen „bijdragen dat jongeren en ouderen hun leven zien als een leven dat door Christus verlost is.” Het is echter één ding om je leven zo te bezien; een andere zaak is of dit ook werkelijk zo is.
Daarbij geeft de levensstijl onmiskenbaar een indicatie van de inhoud en diepgang van het geloof. In de huidige situatie moet helaas worden geconstateerd dat vrijgemaakte jongeren een veelal werelds levenspatroon combineren met een lichtvaardig geloof.
Reformatorische jongeren
Nu valt er over het denken en doen van reformatorische jongeren ongetwijfeld ook het een en ander in negatieve zin op te merken. Daar is evenzeer sprake van verwereldlijking. Bioscoop en disco komen steeds meer binnen het gezichtsveld te liggen en ook op seksueel terrein worden de grenzen verlegd. Toch wordt in deze kring nog altijd meer gewaarschuwd tegen een wereldse levensstijl en een lichtvaardig geloof.
In vrijgemaakt gereformeerde kring ontbreekt dat veelal. Niet dat iedereen nu gelukkig is met de nieuwe wegen die de jongere generatie bewandelt. Ook bij ouderen kan er tegenwoordig echter meer mee door dan vroeger. Wat dat betreft dringen zich vergelijkingen op met de ontwikkeling binnen de grote Gereformeerde Kerken. Er zit alleen een kleine veertig jaar tussen.
Bij zijn onderzoek ging het de auteur vooral om de vraag in hoeverre de vrijgemaakte scholen invloed hebben op het denken en doen van hun leerlingen. In Nederland hebben we een uitgebreid netwerk van confessionele scholen. Met het oog op de overdracht van de eigen geloofsovertuiging aan de volgende generatie vonden mensen het kennelijk waardevol om dergelijke scholen op te richten en hun kinderen daarheen te sturen.
Niet groot
Toch is er eigenlijk weinig onderzoek gedaan naar de levensbeschouwelijke opbrengsten van dit onderwijs. Dijkstra moet constateren dat de invloed van de vrijgemaakte scholen op hun leerlingen waarschijnlijk niet groot is.
Maar het blijft moeilijk om die precies te peilen. Er is ook sprake van een indirecte beïnvloeding, doordat scholieren in veel gevallen hun vriendenkring rekruteren onder medeleerlingen. Een school van andere signatuur zou wellicht andere vrienden hebben opgeleverd. En de invloed van vrienden en andere leeftijdgenoten op jongeren moet niet worden onderschat.
Zeker in de jaren negentig zat het overgrote deel van de vrijgemaakte jongeren op een vrijgemaakte school. Daarom was het onmogelijk om de opvattingen en gedragingen te vergelijken van vrijgemaakte jongeren die een school van eigen signatuur bezoeken en hen die op een openbare of algemeen christelijke school zitten, om op die manier de invloed van de school in kaart te brengen.