Beveiliging
Wilders heeft een grote zorg minder. Minister Donner van Justitie heeft laten weten dat de beveiligingskosten geen belemmering mogen zijn voor het voeren van een verkiezingscampagne.
Eerder deze week maakte de lijstaanvoerder van de Partij voor de Vrijheid publiek bekend ernstig belemmerd te worden in zijn strijd om Kamerzetels omdat hij de kosten voor de beveiliging niet kan opbrengen. Het plaatsen van detectiepoorten bij de ingang van de vergaderzaaltjes, 1000 euro per avond, vormt een te grote aanslag op de toch al niet zo rijk gevulde verkiezingskas van zijn partij.Minister Donner vindt dat de overheid „binnen de grenzen van de redelijkheid” gehouden is voldoende veiligheidswaarborgen te bieden zodat er campagne gevoerd kan worden. Wat men ook van de standpunten van partijen vindt, in een democratische samenleving heeft ieder het recht zijn mening te ventileren en de kiezers te informeren over zijn programma.
Dat geldt dus ook voor Wilders. Daarom mag de leider van de huidige eenmansfractie de rekeningen voor beveiliging van de verkiezingsbijeenkomsten doorsturen naar het ministerie van Justitie.
De toezegging van Donner is eigenlijk helemaal niets bijzonders. Zijn gedachtegang past volledig bij een democratie. Al blijft natuurlijk dat overheid en parlement zich wel moeten afvragen hoe het komt dat beveiligingsmaatregelen nodig zijn. In hoeverre zijn ze een symptoom van een verontrustende ontwikkeling?
Dat politieke tegenstanders elkaar niet alleen met woorden maar ook met vuisten bestrijden, is niet nieuw. Begin vorige eeuw liepen politieke debatavonden meer dan eens uit op een handgemeen. Soms gingen groepjes strijdbare mannen naar bijeenkomsten uitsluitend met het doel amok te maken.
In 1904 waarschuwde ARP-leider Kuyper zijn achterban dat het zwaard van het woord meer ontzag inboezemt en meer mensen velt dan „knuisten.” „Gewelddadig handelen valt nooit goed te keuren, maar zeker niet in het verheven bedrijf van de politiek.”
Vuisten zijn inmiddels vervangen door pistolen. Dat is gebleken met de moord op Pim Fortuyn. Er is dus sprake van verharding van de strijd. Dat op zich geeft al te denken. Kamer en regering dienen zich af te vragen hoe ze de neerwaartse spiraal van onverdraagzaamheid kunnen doorbreken.
Daar moet Wilders zelf ook een bijdrage aan leveren. In plaats van eerst Donner te bellen, luidde hij onmiddellijk hard de alarmschel. Met als gevolg dat hij bij publiek en Kamer weer even alle aandacht op zich vestigde.
Zo probeerde hij letterlijk van zijn bedreiging een kans te maken. Het roept immers bij veel mensen al snel deernis op als een eenzame politicus het gevaar loopt gemolesteerd te worden uitsluitend omdat hij voor zijn mening uitkomt, terwijl de overheid toekijkt. Daar zijn mensen gevoelig voor.
Zo draagt de man die wil pleiten voor fatsoen, orde en redelijkheid zelf bij aan de verharding van de samenleving. Wil Wilders vertrouwen winnen en waard zijn, dan zal hij nogal wat toontjes lager moeten zingen. En niet alleen als het gaat om zijn eigen beveiliging.