Van tweeën een
U hebt een beschrijving gelezen van een groot gezelschap verheerlijkten in de hemel. Gelijk hun getal ontzettend is, is evenzo hun staat. Al zijn de uitdrukkingen niet direct letterlijk, toch, als men hiervan hoort, is het maar gestamel. Het zijn onuitsprekelijke dingen, die geen oog heeft gezien, noch een oor ooit heeft gehoord.
Wat denkt u, zou u niet onder zo’n gezelschap willen leven? Denkt u niet: Wat zal dat schoon wezen, mocht ik ook eens een van die grote schare zijn en zo staan voor het Lam? Weg wereld, weg aarde. Is het geen wonder dat zo’n schone hemel met zo’n zalige geluksstaat niet meer liefhebbers heeft?Er is echter nog een veel grotere schare die de hemel misloopt en in de hel zal storten. Er zal daar een grote schare zijn aan de rechterhand die horen zal: Kom, gij gezegende Mijns Vaders, en beërf het koninkrijk. Maar er zal nog een veel grotere schare aan de linkerhand staan, die zal horen: Gaat weg van Mij, gij vervloekte…
Wat denkt u, is de zaak dan van zo’n groot belang om u er van te verzekeren waarheen gij gaat in de eeuwigheid? Gaat u naar die schare die niemand tellen kan, of zult u na het sterven uw ogen opslaan in de hel? Het is van tweeën een. Het is het een of het ander.
Abraham Hellebroek, predikant te Rotterdam (”Bijbelse Keurstoffen”, 1734)