Het dilemma van de Joodse Messias
Titel: ”Wie is onze God? Arabische christenen, Israël en de aard van God. Essay”
Auteur: Bernhard Reitsma
Uitgeverij: Boekencentrum, Zoetermeer, 2006; 293 blz.
ISBN 90 239 1904 1
Pagina’s: € 19,90.
Dr. B. Reitsma, de schrijver van ”Wie is onze God? Arabische christenen, Israël en de aard van God”, heeft bijna acht jaar in Libanon gewerkt. Hij was er onder meer als docent verbonden aan de Near East School of Theology in Beiroet. De context waarin iemand een boek schrijft, is meestal van enig belang. In dit geval is het dat zeker. Dr. Reitsma ging naar Libanon als een theoloog die wist van de onopgeefbare verbondenheid van de gemeente van Jezus Christus met het volk Israël, en die dat ook beaamde. Maar acht jaar wonen en werken in de Arabische wereld, tussen christenen en moslims, laten een mens niet onberoerd. ”Wie is onze God?” is de neerslag van Reitsma’s denkproces in al die jaren, en het is goed en nodig dat wij daar in ons land terdege kennis van nemen.
Dr. Reitsma heeft gelijk: we zullen bij al ons spreken over Israël ons concreet moeten afvragen wat onze Israëltheologie impliceert voor onze Arabische medechristenen. Ik denk alleen al aan het schrijnende verhaal van Elias Chacour, wiens vader in 1948 aan de Shoah ontkomen Joden gastvrij onthaalde in zijn dorp en vervolgens zelf werd verdreven.
De „meest fundamentele reden” voor dr. Reitsma om dit boek te schrijven was dat hij „recht van God wil spreken.” Een vraag die hem daarbij hoog zat, was hoe de God van Israël, die heilige oorlogen lijkt te voeren tegen de Arabische volken, een bevrijdende God kan zijn.
Dr. Reitsma meent dat er maar op één manier valt te ontkomen aan een visie op Israël die voor de Arabier negatieve bijwerkingen heeft. Dan moet het zó zijn dat het verbond van God met Abraham zich verwijdt, en de volken insluit. Of ook: dan moet niet het Jood-zijn van Jezus fundamenteel zijn, maar het feit dat Hij de Messias is. Het punt is voor dr. Reitsma dat Jezus’ Jood-zijn niet echt betekenis voor ons heeft, maar slechts Zijn unieke gezonden-zijn, Zijn Messias-zijn.
Hier kan ik dr. Reitsma niet volgen. Scheidt hij niet wat God heeft samengevoegd? Heeft God Israël dus niet echt als volk uitverkoren, maar is het slechts instrument om de Messias voort te brengen, die -dr. Reitsma onderstreept het- ook de Messias der heidenen is? Heb je dat nodig om te kunnen zeggen: (ik ga voorbij aan de specifieke formulering) „Iedereen mag meedoen, het maakt niet uit van welk geslacht of ras”?
Wat in de gedachtegang van dr. Reitsma mijns inziens ontbreekt, is dat Christus gekomen is langs de lijn van de belofte aan en het verbond van de Heere met Abraham. Omdat de Heere Zich aan deze lijfelijke Abraham verbonden heeft, en Hem de belofte heeft gegeven hem tot een groot volk te maken, is het van wezenlijk belang dat „Jezus Christus krachtens geboorte Jood is” (Luther), en blijft het ertoe doen. Zó verstaan kan het verbond van de Heere met Israël ook nooit een onderstreping van een Joods zelfbewustzijn zijn, en nog minder een rechtvaardiging van geweld jegens Arabieren!
Met het uit elkaar halen van het Jood-zijn en het Messias-zijn van Christus hangt het nodige samen. Dr. Reitsma kan zich wel indenken dat een Jood het feest ”vreugde der wet” viert, maar dat een christen ermee instemt kan hij niet goedkeuren. De vreugde over het nieuwe leven in Christus moet de vreugde over de wet doen verbleken.
Dit lijkt me een vals dilemma. Het zicht op Israël in de gereformeerde theologie hangt op het nauwst samen met de visie op de wet zoals we die bij Calvijn vinden. Daarin wordt Christus niet tegenover de wet geplaatst, maar de liefde tot Christus is de liefde voor Hem, Die de wet heeft vervuld en bij de Zijnen in het hart schrijft. Kan men dan zeggen dat de wet vervuld wordt in hen die zich niet aan de wet proberen te houden? Geloven is iets gans anders dan niet-pogen de wet te doen!
Om de Arabier te bevrijden van een God Die Israël een bijzondere plaats toekent, moet ook de verkiezing anders geïnterpreteerd worden, als enkel onderstreping van de genade. Dat de verkiezing dat is, en wezenlijk is, ben ik geheel met dr. Reitsma eens. Maar bij dr. Reitsma verdampt de verkiezing als houvast voor het geloof, en blijft enkel geloof als keuze over.
Mijn kritische kanttekeningen doen niet af aan mijn sympathie voor wat dr. Reitsma met dit boek beoogt. Vanuit wat dr. Reitsma zelf aangeeft -„als God Israël zou afschrijven, waarom dan niet ook ons?”- zou ik graag met hem en anderen verder willen zoeken. Er staan ook gedachten in die mij na lezing bezig houden, zoals zijn vraag: Kan de teleurstelling over wat het leven in het land Israël sinds 1948 aan veiligheid en vervulling biedt ook de ogen openen voor Hem, in Wie God echt houvast geeft?