De route maakt deel uit van een groot Europees netwerk van de belangrijkste standplaatsen van industrieel erfgoed in Europa. Dat netwerk wil niet alleen de industriële geschiedenis voor het voetlicht brengen, maar wil ook nieuwe projecten ontwikkelen rond de Europese industriecultuur.Uniek aan de dinsdag gepresenteerde route is dat die de geschiedenis van industrieën over de grenzen heen met elkaar verbindt. Aan het project doen tien universiteiten, VVV’s, overheden en culturele instellingen uit de Euregio mee.

Aan het Europese project doen musea in Duitsland, Nederland en Engeland mee. Het is opgezet omdat in Noordwest–Europa de bakermat lag van de industriele revolutie. Het erfgoed van deze ingrijpende verandering in de economische geschiedenis komt in gevaar, omdat in grote delen van dit deel van Europa de industrie verdwenen is. Overgebleven zijn werkloosheid en verval, aldus de organisatoren.

Een stilgelegd industriecomplex wordt tegenwoordig zelden als cultureel erfgoed gezien. Om dit alsnog te bereiken is de samenwerking tussen de landen tot stand gekomen. In de regio Amsterdam loopt inmiddels een soortgelijk project, dat binnenkort wordt uitgebreid met projecten in Rotterdam, Twente en het zuiden van Brabant.

Het project wordt deels gesubsidieerd uit Europese gelden en moet gezamenlijke strategieën ontwikkelen om industrieel erfgoed te behouden. Ook moeten de historische industrieën vooral veel bezoekers trekken om het bewustzijn van de Europese industrële geschiedenis te vergroten. „We willen de jonge generatie laten zien waar onze wortels liggen", zei directeur Detlef Stender van het Rheinisches Industriemuseum in de Duitse stad Euskirchen dinsdag in Kerkrade.