Ingewonnen voor een liefdedienst
YERSEKE - Eigenlijk zat hij er „glad niet op te wachten”, zegt hij op een gesprek ter gelegenheid van zijn vijftigjarig ambtsjubileum. „Het is een verwáárdiging.” Toch stemt B. Kriekaard (79), ouderling van de gereformeerde gemeente te Yerseke, er ten slotte mee in. „Als één ding maar duidelijk wordt: Niet ons, o Heere, niet ons; Uw Naam alleen zij alle eer.”
Een eenvoudige woning aan de Oude Boogaert, even voorbij de kerk van de gereformeerde gemeente. Hier, op nummer 8, wonen Kriekaard en zijn vrouw (77).Hier, in Yerseke, is Kriekaard zijn ambtelijke loopbaan niet begonnen. Het was in Kruiningen dat hij, begin januari 1956, tot diaken werd bevestigd.
„In 1952 zijn wij getrouwd”, verduidelijkt hij, in onvervalst Zeeuws. „We gingen toen op Yerseke naar de kerk. Maar in 1953 kwam de ramp, en moesten we weg. We werden geëvacueerd. Kerkelijk kwamen we toen onder Kruiningen te vallen. Ik was graag op Yerseke blijven kerken, ben daar zelfs nog voor naar ds. F. J. Dieleman geweest. Maar dat kon vanzelf niet.”
Al vrij snel daarna, in 1955, werd de jonge Yersekenaar op tweetal gezet voor diaken. En verkozen. „Ik had er niet eens rekening mee gehouden dat dat kon gebeuren. Maar het gebeurde wel, en ik heb het toen ook aanvaard - zonder dat ik er iets bijzonders voor kreeg. Mijn hart werd ervoor ingewonnen.”
Acht jaar zou hij het diakenambt blijven vervullen. „In die tijd ben ik ook openbaar gekomen”, zegt Kriekaard. „Ik kon niet langer zwijgen over mijn geestelijk leven, over wat de Heere aan mijn ziel had gedaan.”
Weer kwam hij op tweetal te staan, ditmaal voor ouderling. En ook nu werd hij verkozen. „Maar ik voelde me er totaal onbekwaam voor. Drie weken lang heb ik er dag en nacht mee geworsteld. Wel honderd keer op een dag nam ik het aan, en wel honderd keer bedankte ik ook weer. Er waren ogenblikken bij dat ik zeker wist: Ja, Heere! Maar het volgende moment was het weer helemaal weg.”
Dat duurde tot nieuwjaarsdag 1964. Kriekaard: „We kerkten die dag bij student J. C. Weststrate. Maar ik ging verslagen naar huis, wist geen uitkomst meer. Die avond lazen we uit Gods Woord, Markus 13. En toen vers 11, waarin de Heere Jezus Zijn discipelen belooft dat ze tevoren niet bezorgd hoeven te zijn wat ze spreken zullen. Toen braken de banden. Toen werden mijn weeklacht en geschrei veranderd in een blijde rei. En toen me ’s zondags werd gevraagd hoe het ermee was, heb ik gezegd: Ik ga het proberen.”
Ambteloos
Bijna vier jaar bleef hij ouderling in Kruiningen. Yerseke bleef echter trekken. Eind 1967 keerden hij en zijn gezin ernaar terug.
Lang bleef Kriekaard niet ambteloos: in 1968 werd hij opnieuw tot ouderling verkozen, in de plaats van J. Koster, die was toegelaten tot de Theologische School in Rotterdam. „De voorzitter, ds. Chr. van der Poel, vroeg: „Wat denk je ervan?” Ik zei: „Dominee, ik weet het niet.” Ik wist dat ik in Kruiningen ouderling moest worden. Maar kon ik het daar ook in Yerseke mee doen?”
„„Voor morgenmiddag wil ik het weten”, zei ds. Van der Poel. Na de rondvraag vroeg hij aan ouderling Van der Jagt of die wilde afsluiten. In zijn gebed legde Van der Jagt het zó neer: „Heere, Uw dienst is toch zo’n liefdedienst!” Toen hij Amen zei, wilde ik het wel uitroepen: „Heere, hier ben ik.” Maar ik zei niets, en ging naar huis. De volgende dag ben ik naar ds. Van der Poel gegaan. „En?” vroeg hij. Ik heb hem verteld dat ik niet anders kon. Dat de Heere me ervoor had ingewonnen.”
„En”, zegt Kriekaard -die jarenlang bij de firma Wiskerke, een appel- en uienhandel, werkte- „de Heere heeft nooit beschaamd. Nooit. Ik kan alleen maar zeggen: Zijn dienst is een liefdedienst. Geen slavendienst. Heel mijn leven heb ik ondervonden dat Hij voor Zijn eigen werk instaat.”
Dat wil niet zeggen dat het altijd even gemakkelijk ging, zegt hij. „Er kwam veel op je af. Thuis is er ook wel eens wat blijven liggen. Ik kreeg het ook nooit van tevoren. Altijd weer was er het opzien, altijd maar weer moest ik in het verborgene op de knieën. En dat is nog steeds zo. Vorige week zondag moest ik een preek lezen. Dan sta je onder aan de preekstoel en dan kun je alleen maar zeggen: „Heere, U hebt het toch beloofd?” En Hij is getrouw, voor ontrouwe schepsels.”
Curatorium
Vierentwintig jaar maakte Kriekaard ook deel uit van het curatorium van de Theologische School. „Ik heb er altijd tegen opgezien”, zegt hij, „tegen de dagen van onderzoek. Maar er was onderling een heel goede band, we waren steeds eensgeestes in de beraadslagingen. Hebben we het dan altijd goed gedaan? Nee. En als er niemand aangenomen kon worden, kwam de kritiek. Maar ook als er wel een of meerderen mochten worden toegelaten, bleef het een menselijke beslissing. In de toekomst zou blijken of die in Gods gunst was geweest. Samuël: hij zag de zonen van Isaï, één voor één. En elke keer dacht hij: Deze zal het zijn. Maar ze waren het geen van allen. David moest het worden: „Deze is het.” Zo ging het bij Samuël! En wie waren wij, vergeleken bij Samuël?”
Catechisatie
Vijftig jaar is Kriekaard inmiddels ambtsdrager. Zag hij vruchten op zijn bezig zijn? Bedachtzaam: „Ik weet het niet. Jarenlang, in totaal wel veertig jaar, heb ik catechisatie gegeven. Er waren avonden bij dat het zo vlak lag, dat er zo’n beslag lag. Dan dacht ik: Mogelijk is er wat van achtergebleven. Maar dan gingen we weer uit elkaar, pakte ik mijn jas en mijn hoed en liep ik naar buiten, en dan waren ze luidruchtig over heel andere dingen bezig.”
„Op een keer”, zegt hij, „was het weer zo, en toen dacht ik: Ik zal toch eens even naar ze toe gaan. Dus ik loop erheen en ik vraag: Jongens, waar ben je nu toch mee bezig? „Bart”, zegt er een, „over die dingen praten we straks.”
„Een mens kan zo veel verbergen”, zegt Kriekaard. „Als de Heere in het hart werkt, komt hij daar niet snel mee voor de dag. Boston zegt: „Dat is geheim.” Dat weet je dan niet altijd.”
Bejaardenwoning
Over een enkele week hoopt het echtpaar een kleiner huisje, een bejaardenwoning te betrekken. „Het moest”, zegt Kriekaard. „De gezondheid van de vrouw gaat steeds verder achteruit.”
Is er wel eens een uitzien naar het erfgoed hierboven, naar ’t Vaderlijk huis? „Bij ogenblikken, ja. Ds. A. F. Honkoop zei wel eens: Als daar iets van in je hart mag wezen, dan is het: „Wat zal dat zijn!” En zo is het. Wat zal dát zijn: ontbonden te wezen en met Christus te zijn. Maar het zijn vaak maar ogenblikjes. Je laat zo veel achter, hé.”