„Luisteren naar patiënten is al veel”
UTRECHT - Van een studente die een dagboek bijhield, kreeg minister Hoogervorst vandaag te horen hoe het er in de zorg soms aan toe gaat. „Ik heb te vaak meegemaakt dat je na zes weken een beoordelingsgesprek hebt met iemand die je nog nooit hebt gezien.”
Van haar eerste jaar als studente geneeskunde herinnert ze zich nog dat iedereen neurochirurg wilde worden. „Iets met kindertrauma’s was ook een optie, maar huisarts worden nauwelijks of niet.” Realisme, zegt Eva van Velzen, heeft bij veel van haar jaargenoten die ambitie verdrongen. „Je kijkt ook naar wat voor leven je wilt en welk type praktijk met welke patiënten daarbij past. Als je plannen hebt een gezin te stichten, kan de optie huisarts aan het eind van zes jaar studie toch heel aantrekkelijk zijn.”Op de Universiteit Utrecht ontvangt Van Velzen vrijdag haar bul; het officiële einde van haar studie geneeskunde. Daarmee is ze niet alleen student af; ook een zesjarig bestaan als columnist is verleden tijd. Onder het pseudoniem Emma deed ze in het vakblad Medisch Contact maandelijks verslag van haar ervaringen als studente. „Tot vandaag hebben heel veel mensen niet geweten dat de naam Emma een schuilnaam was.”
Tot donderdag, want dan overhandigt ze minister Hoogervorst van Volksgezondheid haar columns in boekvorm. „Best spannend”, zegt Van Velzen, „dat nu iedereen weet dat ik Emma ben.” Na vrijdag begint ze tijdelijk aan een baan als beleidsmedewerkster op het Universitair Medisch Centrum Utrecht. Daarna ziet ze het wel.
Zowel haar eigen ervaringen alsook verhalen uit de tweede hand verwerkte Van Velzen in goed leesbare columns. Ze voert de lezer mee naar haar stageplek in de psychiatrie, maar verhaalt met evenveel gemak in een latere column hoe een coassistent zich in een ziekenhuis misdroeg. „Hij zei tegen zijn secretaresse: „Je bent plat van voren en plat van achteren en als ik je uit het raam gooi, ben je helemaal plat.”” Het meest extreme voorbeeld, beklemtoont Van Velzen over dergelijk wangedrag, en een zeer grote uitzondering, „al kent elke student in zijn of haar omgeving wel een of twee aankomend artsen van wie je je kunt afvragen of doorgaan met de studie en afstuderen verstandig is.”
Voorbeelden van dubieus gedrag jegens patiënten heeft ze ook. Ze denkt aan een patiënt met kanker die onder narcose was gebracht, maar niet meer bleek te opereren omdat de ziekte al te ver was gevorderd. „Terwijl hij lag bij te komen, bestond een coassistent het om te zeggen: „Uw vooruitzichten zijn goed.” Het was niet zijn eerste misstap, naar later bleek.”
Over de opleiding geneeskunde is Van Velzen zonder meer tevreden, maar als ze een minpunt moet noemen, heeft dat zeker met dergelijke taferelen te maken. „Het zou mogelijk moeten zijn iemand een opleidingsplek of baan te weigeren als structureel blijkt dat hij of zij in de zorg naar patiënten te kort schiet en niet de goede attitude heeft.”
Overigens zijn het niet alleen studenten die in de opleiding steken laten vallen, benadrukt Van Velzen. „Door de tijdsdruk waaronder specialisten moeten werken, schiet een goede begeleiding tijdens de coschappen er al gauw bij in. Ik heb er negen gelopen zonder dat iemand bij het lichamelijk onderzoek bij patiënten meekeek wat ik aan het doen was. En ik heb te vaak meegemaakt dat je na zes weken een beoordelingsgesprek hebt met iemand die je nog nooit hebt gezien.”
Maken dergelijke voorbeelden het boekje dat Hoogervorst donderdag kreeg aangeboden tot een bundeling aanklachten tegen de studie geneeskunde en de coschappen? „Integendeel”, zegt Van Velzen, „de aandacht voor de communicatie tussen arts en patiënt is in het bestaande onderwijssysteem groter dan ooit. Bovendien, als ik in mijn studie één ding geleerd heb, is het wel dat je de coschappen niet kunt missen. Op afdelingen met chronisch zieke en uitbehandelde patiënten leerde ik dat je als arts ook iets kunt betekenen voor patiënten die je niet meer beter kunt maken. Simpelweg er zijn en naar patiënten luisteren, is soms al zo veel. Je ziet patiënten en hun familie op kwetsbare momenten. Als je ze daarin kunt begeleiden, beteken je als arts al heel veel.”