Binnenland

Cel geëist wegens inrijden ziekenhuis

ZWOLLE - Tegen de man die in maart onder invloed van alcohol in maart met zijn auto het Röpcke-Zweers Ziekenhuis in Hardenberg binnenreed, is donderdag twee jaar cel, waarvan een jaar voorwaardelijk, geëist.

Van onze correspondent
11 August 2006 09:13Gewijzigd op 14 November 2020 04:00

De officier van justitie in Zwolle eiste bovendien een rijontzegging van vijf jaar. Vanwege het alcoholprobleem van de verdachte zou na de celstraf een opname in een afkickcentrum moeten volgen.De 47-jarige G. B. uit Hardenberg reed op 25 maart door de glazen entree van het ziekenhuis. Hij kwam 45 meter verderop tegen een balie tot stilstand. Door zijn daad veranderde de ontvangsthal van het ziekenhuis in een ravage. De schade wordt op ongeveer 1,5 ton geschat. Bezoekers en medewerkers konden de auto van B. ternauwernood ontwijken.

Eerder die dag was B. door zijn buurvrouw naar de huisartsenpost gebracht. Hij had last van zijn alvleesklier. De pijn werd veroorzaakt door zijn alcoholgebruik. Die ochtend had hij volgens eigen zeggen twaalf halve liters bier genuttigd.

B. werd niet opgenomen in het Röpcke-Zweers Ziekenhuis. Hij kreeg er slechts een recept voor medicijnen, waarop hij verklaarde naar huis te zijn gegaan om verder te gaan met drinken. Toen de pijn opnieuw hevig op kwam zetten, raakte hij naar eigen zeggen in paniek en stapte in de auto.

Niet veel later zou hij het voertuig voor de slagboom van het ziekenhuis hebben geparkeerd. Hij zou er zijn binnengelopen, waarna hij volgens getuigen stennis schopte in de wachtruimte en een opname eiste. Hierbij sneuvelde een ruit.

B. werd gemaand zijn auto weg te zetten. De slagboom werd voor hem geopend, maar in plaats van een parkeerplek te zoeken, reed hij in volle vaart het ziekenhuis binnen en kwam vlak naast een vrouw en haar kind tot stilstand. De vrouw kreeg een meubelstuk tegen haar been.

„Ik heb nooit de bedoeling gehad iemand te raken”, zei B. donderdag, aangevuld door zijn advocaat, die het een wanhoopsdaad noemde. „Hij wilde hulp.” B.’s advocaat hekelde de visie van de officier van justitie, die meende dat B. ondanks zijn geestelijke staat had geweten dat er mensen aanwezig waren en er dus sprake was van opzet; B. was immers kort daarvoor zelf al in de hal geweest. Zijn raadsman pleitte voor halvering van het onvoorwaardelijke strafdeel.

Uitspraak op 24 augustus.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer