Lering
Mijn lezers, wat blijven de mensen hier toch geheel onbesneden van oren en van hart. Hier wordt zo vele malen gepredikt van de rampzalige staat door de zonden en van de volstrekte noodzakelijkheid van de wedergeboorte en van de volheid en de algenoegzaamheid van de Heere Jezus. Doch wie is er onder ons die hier recht hoort, opmerkt, verstaat, gelooft en gehoorzaamt? Het lijkt dat dit alles voor dovemansoren wordt gesproken. Want waar ziet men dat de mensen in deze dingen waarlijk belang stellen? Wie wordt ontdekt en ernstig bekommerd, verlegen en zoekend gemaakt naar zijn eeuwige zaligheid en behoudenis; naar God in Christus? Een doof mens wordt in het geheel niet aangedaan of bewogen, omdat hij niet kan horen noch verstaan. Laat het gedrag en de wandel van de mensen maar zelf spreken. Leven ze niet onbekommerd voort? Staan ze niet zorgeloos in de wereld alsof er geen verdoemenis en dood te wachten is, alsof al deze dingen hen niet raken? Zij lenen liever hun oor aan diegenen die zeggen dat het zo rampzalig niet is en dat ze maar moed moeten blijven houden.O, leer toch eens zien en geloven dat u nog geheel doof bent. Wend u als geestelijke doven tot de Heere Jezus en neem uw toevlucht tot Hem.
Theodorus van der Groe, predikant te Kralingen (De bekering, 1841)