Van modderklomp tot groen juweel
DORDRECHT - Slechts wat zangvogeltjes verbreken er de stilte. De weelderige, dichte begroeiing op de Koekplaat in de Dordtsche Biesbosch maakt een voettochtje over het eiland bijna onmogelijk. „Veertig jaar geleden was dit eiland niet meer dan een grote modderklomp.”
De boottocht van de Noorderelsweg naar de Koekplaat is adembenemend mooi. Aan het roer zit Daan Bruijsters van Natuur- en Recreatieschap de Hollandse Biesbosch. Hij houdt toezicht op het Dordtse deel van het natuurgebied waarover het zonlicht deze middag vrij spel heeft.De stilte op het water -slechts verstoor door het geluid van de buitenboordmotor- is opvallend. „Hier mag geen mens komen”, zegt Bruijsters. „De boel zit potdicht voor recreatievaartuigen, en dat is maar goed ook.” Met zijn hand wijst hij voor en achter het vaartuig. Regelmatig springen grote vissen op uit het water. „Het stikt hier van de brasem en de harder. Het is hier slechts zo’n 50 centimeter diep. De vissen worden door het schroefwater gestoord in hun paaitijd.”
In de verte doemt de Koekplaat op, rijk begroeid met riet, struiken en wat bomen. „En dan te bedenken dat het eilandje op wat riet na niet meer was dan een grote modderklomp toen ik hier in 1964 voor het eerst kwam”, zegt Bruijsters. „Tot 1970 was de Biesbosch in feite nog een cultuurgebied waar rietsnijders waren te vinden. Veel mensen verdienden hun brood in de griend- of rietcultuur. Arbeiders die voor de boeren in de buurt werkten, hadden in de winter weinig tot niets te doen. Ze vonden een baantje bij een griend- of rietboer.”
Het lange riet werd, zo legt Bruijsters uit, met de riethaak (een sikkelvormig mes) gesneden en verwerkt in matten die schaduw boden in de kassenteelt. Aardig detail: in het befaamde boek ”Knielen op een bed violen” van Jan Siebelink worden deze rietmatten regelmatig genoemd.
Behalve riet bevatte de Biesbosch in vroeger jaren ook honderden hectares griend. „Het wilgenhout gebruikte men onder meer voor gereedschapsstelen”, legt Bruijsters uit. „Met de ingebruikname van de Haringvlietsluizen in 1970 als onderdeel van de Deltawerken verdween helaas ook het eeuwenoude eb en vloed uit de Biesbosch. Dat betekende tevens het einde van de riet- en de griendcultuur.”
Overblijfselen van die cultuur zijn voor een deel bewaard gebleven. Bruijsters: „De Koekplaat heeft nog een rietheuvel.” Zijn hand wijst ergens naar het midden van de Koekplaat. „Hiervandaan is hij moeilijk te zien. Rietsnijders gebruikten de verhoging in het landschap om de oogst op te slaan totdat ze die aan het einde van het snijseizoen naar het vasteland konden brengen. Op sommige van die heuvels staat zelfs een zogeheten keet. Dat waren tijdelijke onderkomens voor de arbeiders.”
Bruijsters heeft intussen de peddel ter hand genomen. Het water dicht bij de Koekplaat is te ondiep om de 4 pk sterke buitenboordmotor te gebruiken. Met een doffe dreun schuift de voorkant van de boot een stukje de wal van het eilandje op. Het is even zwoegen om de Koekplaat op te komen. Vogels zingen er hun lied. Wolken insecten stuiven op uit de dichte begroeiing. Even lijkt het op deze zonovergoten dag te gaan regenen. Niets is minder waar. „Dat zijn de schuimcicaden”, zegt Bruijsters met een grijns als hij merkt dat de verslaggever onthutst omhoog kijkt waar die druppels vandaan komen. „Deze kleine groene insecten scheiden vanuit de bomen vloeistof af om indringers op afstand te houden.”
Een rondje om het eiland brengt de Moerdijkbrug, de langste spoorbrug van Nederland, in het zicht. Bruijsters geniet van de vergezichten. „Het is hier geweldig”, verzucht hij. In de natuur voel ik me als een vis in het water.” De jachtopzichter benadrukt dat de Biesbosch ook in de winter heel mooi kan zijn. „Ooit liep ik hier bij strenge vorst gewoon over het ijs. Door een straffe oostenwind was het water laag en tot op de bodem bevroren. Die belevenis heeft grote indruk op me gemaakt.”