Duizenden Israëliërs in eigen land op de vlucht
NITZANIM/ASHDOD - Inwoners van Noord-Israël zoeken in groten getale een veilig heenkomen in het zuiden van het land. Een deel van hen verblijft bij familie of vrienden, maar niet iedereen heeft de nodige contacten. Duizenden vluchtelingen verblijven in alternatieve onderkomens.
Een voor een heffen de hoofden zich van de matrassen op. Het is al halfnegen in de morgen. Het kamp met Israëlische vluchtelingen op het strand van Nitzanim ten noorden van Ashkelon ontwaakt.Een zandweg voert langs witte tenten van ongeveer 50 bij 20 meter. Tientallen matrassen liggen uitgespreid op de met matten bedekte grond. Gezinsleden liggen bij elkaar. Van privacy is nauwelijks sprake, behalve voor degenen die een kleine tent in de grote tent hebben gezet of schermen om de matrassen hebben geplaatst.
De Russische immigrant en zakenman Arkady Gaidamak betaalde uit eigen zak voor de geïmproviseerde faciliteit voor mensen uit Noord-Israël die hun huizen moesten verlaten. Kosten noch moeite spaarde hij. Met graszoden is een voetbalveldje aangelegd, en daarnaast is een ruimte waar kinderen spelletjes kunnen doen. Elke dag treden er artiesten op. En natuurlijk zorgen de organisatoren voor maaltijden.
De meeste mensen vertellen dat ze uit Nahariya komen, een stad aan de grens met Libanon die voortdurend de vliegende bommen van de sjiitische terreurorganisatie Hezbollah moet incasseren. Sylvie Laufer week dinsdag met haar man en twee dochters uit naar de opvangplek. „Er vielen katjoesja’s rondom het huis”, zegt ze. „Gelukkig braken er geen ruiten. We kwamen de schuilkelder niet uit.”
Eerst zwierven ze drie dagen elders in het land rond. Ze lieten een hond, twee katten en vissen achter, maar een buurman past op ze. Laufer is dik tevreden over de opvang. Zelfs de was kreeg ze keurig schoon terug. Maar ze begrijpt dat het voor gehandicapten en voor gezinnen met kleine kinderen moeilijk is.
Hoeveel mensen er zijn weggetrokken uit Noord-Israël weet niemand precies. Maar dat er meer dan 100.000 inwoners naar het zuiden zijn uitgeweken, lijkt een goede schatting. Wie geluk heeft, zit bij familieleden of vrienden. Hotels bieden kortingen voor de ontheemden, maar ze moeten het wel kunnen betalen.
Weer anderen kwamen terecht in het scholencomplex van Yaki Sa’ada bij Ashdod. Zondagavond kreeg Sa’ada een telefoontje van het Joods Agentschap. Of hij de volgende morgen 350 vluchtelingen op kon vangen. Hij is algemeen directeur van het Givat Washington Educatief Instituut, dat ten oosten van Ashdod ligt. Op de terreinen van deze instelling bevinden zich een pabo, een middelbare school, een Thoraschool voor meisjes en beroepsopleidingen voor paramedische beroepen. Voor de studenten zijn er internaten. „Gelukkig hadden we plaats omdat het grote vakantie is”, zegt hij.
Onmiddellijk na het telefoontje belde hij zijn personeelsleden. Die hadden vakantie, maar ze besloten die af te breken en onmiddellijk te komen. Zijn team maakte de kamers klaar en zo kon Givat Washington de inwoners van Hatzor Glilit opvangen.
Na maandagmorgen bleven de mensen echter komen. Het ene gezin belt het andere op. Hij is het overzicht al lang kwijt. „In een kleine kamer slapen al negen mensen”, zegt hij. „Ze accepteren de omstandigheden, want ze willen niet langer in het noorden blijven.”
Orthodox-joodse jongens rijden op tractoren langs de kamers om schone dekens te brengen. De meeste gasten zijn seculier. „Ik heb hun gevraagd de radio niet aan te doen op sabbat en zich netjes te kleden. Ik kan het vragen, maar meer kan ik niet doen.” De evacués kunnen naar het zwembad, de filmkamer of ze kunnen meegaan op een reisje. Onder de tijdelijke bewoners zijn baby’s, ouderen en zieken bij wie het eten naar de kamers moet worden gebracht.
Het Joods Agentschap reserveerde de plek van maandag tot donderdag. Maar toen de gasten donderdag weg moesten, weigerden ze te gaan. Ze kregen toestemming tot morgen te blijven. Dan moeten ze er wel uit, want dan komt er een nieuwe groep uit het noorden. Waar de huidige groep evacués dan heen moet, weet nu nog niemand.
Ze verliezen de moed echter niet. „We steunen de regering”, zegt Zamir Abraham, een man met keppeltje en een lange baard. Zijn gelaat doet de nodige levenservaring vermoeden. „We geloven dat het goed afloopt. Ondanks het leed dat er nu is.”