Opinie

Canadese kerken

In de tweede helft van de vorige eeuw is Canada in hoog tempo geseculariseerd. De historicus Mark A. Noll van Wheaton College publiceert in Church History (juninummer 2006, jaargang 75) een artikel over de vraag hoe dat komt: „Wat is er met christelijk Canada gebeurd?”

19 July 2006 08:44Gewijzigd op 14 November 2020 03:57

De verschuivingen blijken uit diverse factoren. Een daarvan is het kerkbezoek. In het jaar 1950 was het percentage kerkgangers onder de Canadese bevolking beduidend hoger dan dat in de Verenigde Staten: volgens Noll was het „een derde tot de helft” van het Amerikaanse percentage hoger. Maar nu ligt de verhouding omgekeerd en is het percentage Amerikaanse kerkgangers veel hoger dan het Canadese (de auteur vermoedt dat het Amerikaanse „de helft tot twee derde” hoger is).Hoe is dat te verklaren? In het artikel richt Noll zijn focus op „wereldlijke factoren”, al weet hij dat het christelijk geloof ook hierin de leiding van Gods voorzienigheid erkent.

Voor de Canadese politiek werd de christelijke godsdienst minder belangrijk. De kerken waren zeer sterk op een ”sociale orde” gericht. Toen de politiek ze daarvoor steeds minder nodig had, nam ook de betekenis van de kerk af: „De sociale samenhang die de kerken ooit boden wordt nu geleverd door politieke en economische loyaliteiten of door ideologieën van tolerantie, persoonlijke groei en multiculturalisme.”

Aan de kant van de christelijke kerken zelf bestond er een theologische of geestelijke schraalheid. Noll wijst onder andere naar de ”personalistische theologie” in de rooms-katholieke kerk (Quebec) en naar de liberale theologie in de Verenigde Kerk van Canada, een fusiekerk (1925) van presbyterianen en methodisten. Evangelicale christenen hadden niet veel invloed op het publieke leven.

De analyse van Noll suggereert hoe belangrijk het is dat het christendom de zoutende kracht van het Evangelie onverzwakt behoudt. De auteur had vermoedelijk ook speciale aandacht kunnen geven aan de invloed van de ideologie uit de jaren ’60, waarvan allesbehalve een kerstenende impuls is uitgegaan. Iemand als de rechtsgeleerde Robert H. Bork heeft althans de grote invloed in de VS van het denken van de jaren zestig benadrukt in zijn boek ”Slouching Towards Gomorrah” (1996).

In het Journal of the Evangelical Theological Society (aflevering 1, jaargang 49, 2006) publiceert Paul Trebilco een artikel over ”Christelijke gemeenschappen in West-Klein-Azië tot in de vroege tweede eeuw: Ignatius en anderen als getuigen tegen Bauer”. Trebilco doceert aan de universiteit van Otago in Nieuw-Zeeland.

Walter Bauer is de auteur van een onder theologen veelgebruikt woordenboek voor het nieuwtestamentisch Grieks. In dit artikel gaat Trebilco in op een ander boek, dat Bauer ruim 70 jaar geleden publiceerde en dat 35 jaar geleden in Engelse vertaling op de markt werd gebracht. In dat boek, ”Orthodoxie en ketterij in het vroegste christendom”, opperde Bauer dat het wel eens zo zou kunnen zijn dat de vroege christelijke kerk ketters was in vergelijking tot de christelijke orthodoxie die zij pas later gewonnen zou hebben. De veronderstelling van Bauer heeft nog steeds invloed. Trebilco betoogt dat zij onvoldoende steun vindt in de bronnen. De auteur onderzocht de situatie in het westelijk deel van Klein-Azië.

Trebilco bestrijdt vooral Bauers uitleg van de brieven die Ignatius van Antiochië ergens tussen de jaren 105 en 110 schreef. Hij betoogt verder dat diverse bronnen, waaronder brieven van Ignatius en Polycarpus, sporen bevatten van invloed van Paulus en Johannes in het westen van Klein-Azië. In deze bronnen en ook in het Nieuwe Testament zelf wordt bovendien een duidelijk onderscheid gemaakt tussen wat waar en wat onwaar is in de leer en ook in levenswandel. De auteur concludeert daarom dat er vanaf het jaar 65 gedurende zo’n 70 jaar „krachtige en invloedrijke stemmen waren die stonden voor wat later ”orthodoxie” werd, met name stemmen in zowel de paulinische als de johanneïsche tradities.”

Willem J. van Asselt, een expert op het gebied van zeventiende-eeuwse gereformeerde theologie, publiceerde in het voorjaarsnummer 2006 (jaargang 68) van het Westminster Theological Journal een artikel over de Nederlandse theoloog Johannes Maccovius (1588-1644). De Pool Makovsky was werkzaam aan de universiteit van Franeker. Er is, zoals Van Asselt laat zien, tot dusver niet heel veel onderzoek naar Maccovius en zijn werk gedaan.

De auteur richt zich vooral op een Latijns boekje van Maccovius, getiteld ”Theologische en filosofische onderscheidingen en regels”, postuum gepubliceerd door een leerling, Nicolaus Arnoldus. Later is dit werk ook in het Nederlands vertaald.

Van Asselt gaat met name in op enkele onderscheidingen die Maccovius maakt met betrekking tot de werkelijkheid, de mens, en de logica. Met behulp van nauwkeurige onderscheidingen liet Maccovius onder meer zien in welke zin de mens wel en niet een keuzevrijheid heeft. Maccovius’ boekje was een hulpmiddel bij het theologische handwerk, onder meer bij het bestrijden van onjuiste opvattingen.

Het thema dat Maccovius koos, is zonder meer nuttig want, zoals een hedendaagse theoloog eens zei: „Zonder onderscheidingen kan men niet denken.”

A. Goudriaan, wetenschappelijk onderzoeker aan de faculteit der wijsbegeerte, Erasmus Universiteit Rotterdam

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer