Kerk & religie

Bekentenis

De profeet David had de Heere gebeden om Zijn gunst en genade tot vergeving van zijn grote en gruwelijke zonden. Hij zoekt hier de Heere tot vergeving van zijn zonde te bewegen, omdat hij nu zijn zonden vrijmoedig en ongedwongen bekent. Hij is nu oprecht geraakt en bedroefd over zijn kwaad. Ja, zijn arme consciëntie ligt nu op de pijnbank, verwond en zeer benauwd.

18 July 2006 08:20Gewijzigd op 14 November 2020 03:56

Daarom bidt David de Heere of Hij medelijden met hem wil hebben. Hij zegt: Ik beken en belijd immers mijn zonden tegen God in tegenwoordigheid van de profeet en al Zijn volk, ja, voor de gehele kerk van God. Hieruit zien we dat er geen plaats voor genade is, noch enige gunst van God te verwachten is, noch enige vergeving van zonden, voor en aleer een zondaar recht vernederd is. Voordat hij zijn zonden eerlijk en oprecht belijdt met een ootmoedige droefheid des harten.Er zijn twee dingen op te merken. In de eerste plaats de persoon aan wie wij onze zonden moeten belijden en ten tweede de manier waarop wij ze moeten bekennen. Wat betreft de persoon aan wie wij ze moeten bekennen, het is God, zo leert David ons in vers 6. Tegen U alleen heb ik gezondigd, zegt hij. En dit bevond David naar eigen ervaring zolang hij stil zweeg en zijn zonden niet bekende. Zolang lag zijn consciëntie op de pijnbank.

Samuel Smith, predikant te Prittlewell (”Davids boetvaardigheid”, 1621)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer