Kerk & religie

Qandah moet kinderen afstaan aan moslim

Een doorsnee gezin in Jordanië. Vader, moeder en twee kinderen. Geheel onverwachts overlijdt de vader, een christen. Als de moeder net een beetje over haar verdriet begint heen te komen, krijgt ze te horen dat ze haar kinderen moet afstaan. Aan een islamitische pleegvader, die zij nauwelijks kennen. Want: „Je man was in het geheim moslim. En dan zijn z’n kinderen dat ook.”

Kerkredactie
18 July 2002 11:28Gewijzigd op 13 November 2020 23:42

Mevrouw Siham Qandah (36) uit Husn, in het noorden van Jordanië, beleeft al jarenlang een nachtmerrie. In een islamitisch land mag een christen geen moslims opvoeden, dus staan mensen als Qandah voor de keus: zelf moslim worden of hun kinderen afstaan. Hieronder het verhaal van Qandah, opgetekend in het laatste nummer van het ”Open Doors Magazine”. De Ermelose stichting Open Doors is een internationale en interkerkelijke hulporganisatie die zich sinds 1955 toelegt op de ondersteuning van vervolgde christenen.

Jongstleden april kreeg mevrouw Qandah een officieel schrijven van de rechtbank waarin stond dat de plaatselijke overheid bevoegd was met onmiddellijke ingang het voogdijschap over haar dochter Rawan van 13 en haar 12-jarige zoon Fadi over te dragen aan een familielid, die voorzitter is in de moskee.

De twee kinderen hadden hun oom nog maar één keer eerder gezien. Dat was jaren geleden. Zijn vrouw en kinderen hadden ze nog nooit ontmoet. Meteen toen Qandah het nieuws hoorde, dook ze met haar twee kinderen onder.

Reden voor de plotselinge actie van de overheid is een document, gedateerd 29 juli 1991. Daarin staat dat Qandahs man Djibreen drie jaar voor zijn dood in het geheim overging tot de islam. En volgens de islamitische wetgeving worden in zo’n geval zijn minderjarige kinderen automatisch ook moslim, ongeacht de geloofsovertuiging van hun moeder.

Twee islamitische getuigen hadden het document getekend. De handtekening van Qandahs man ontbreekt echter, of het zou het onduidelijke kruisje moeten zijn.

Maar Djibreen wás geen analfabeet. En nooit had hij, aldus zijn weduwe, laten merken dat hij moslim was geworden. Integendeel, als VN-militair was hij zelfs met verlof overgekomen om de doop van zijn tweede kind mee te maken. In november 1994 overleed hij. Hij kreeg een christelijke begrafenis en ligt op het christelijke kerkhof van Husn. „Hoe kan hij ons drie jaar voor de gek hebben gehouden?” aldus Qandah.

Ze voelde er niets voor om het islamitische gerechtshof van Husn een voogd voor haar kinderen te laten aanwijzen, dus vroeg ze haar tot de islam bekeerde broer of hij toeziend voogd wilde worden. Door zijn overgang was deze inmiddels vervreemd van zijn familie, wat bijvoorbeeld tot uitdrukking kwam in de islamitische naam die hij had aangenomen: Abdullah al-Muhtadi, ”de bekeerling”. „Hij is onze bloedbroeder, en we dachten dat hij zou voldoen aan de wettelijke eisen om voogd over mijn kinderen te zijn”, dacht Qandah.

In april 1995 benoemde het hof haar broer tot toeziend voogd. Maar al een paar maanden later kreeg Qandah daar spijt van. Bijna nooit maakte Al-Muhtadi de maandelijkse uitkeringen over. Later begon hij ook bezwaar te maken tegen het feit dat haar kinderen op een christelijke school zaten.

In mei 1998 stapte Al-Muhtadi naar de rechter en eiste hij het volledige voogdijschap voor zich op, alsook dat de kinderen naar de islamitische school zouden gaan.

Drie jaren van juridisch touwtrekken volgden. Al die tijd verzekerde Qandahs islamitische advocaat haar dat zij de zaak zou winnen en permanent voogdijschap over haar kinderen zou krijgen.

Om duistere redenen weigerde het -christelijke- orthodoxe kerkelijke hof echter zich het lot van Qandah aan te trekken. Op 5 mei vorig jaar verklaarde dit dat het voorgaande besluiten introk en de zaak doorverwees naar het shariahof. Op 21 juni deed het gerechtshof van Irbid uitspraak. Besloten werd dat Qandah het voogdijschap aan haar islamitische broer moest overdragen. Op 22 januari 2002 bevestigde het hof van beroep in Irbid deze uitspraak.

Hoewel een moeder het recht heeft haar kinderen op te voeden, vond het hof dat Qandah had bewezen „ongeschikt te zijn als voogdes over haar kinderen -wettelijk moslim, red.- omdat zij hen islamitische rituelen en onderwijs onthield. Hen naar een christelijke school sturen, christelijk onderricht geven en meenemen naar de kerk is tegenstrijdig aan wat onder betrouwbaar wordt verstaan”, aldus het hof.

Het hof van cassatie in de hoofdstad Amman verklaarde op 28 februari 2002 met de eerdere uitspraken in te stemmen. Qandah moest haar twee kinderen overdragen. Hun namen staan nu vermeld in de computers van de immigratiedienst, wat betekent dat zij het land nooit kunnen verlaten.

Wanhopig zocht Qandah de laatste maanden hulp bij de hoogste juridische en religieuze instanties. „Of je wordt zelf moslim, of je staat je kinderen af”, werd haar te verstaan gegeven. Geen van beide is voor haar een optie.

De zaak-Qandah heeft intussen veel internationale publiciteit gekregen. Te veel, in de ogen van de Jordaanse overheid, weet Open Doors nog te melden. „Inmiddels heeft Qandah een gesprek gehad met ambtenaren van de inlichtingendienst, die haar beloofden dat zij een oplossing voor het probleem zouden vinden. Zij heeft weer hoop en is teruggekeerd naar huis in Husn.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer