Succesvol gen-onderzoek darmkanker
Onderzoek van het Johns Hopkins Oncology Center in Baltimore (VS) in samenwerking met de Universiteit Maastricht (UM) heeft geleid tot een belangrijke ontdekking ten aanzien van de rol van kankerremmende genen bij het ontstaan van darmkanker.
In het onderzoek, dat is gepubliceerd in het jongste nummer van het vaktijdschrift Nature Genetics, is met succes gebruikgemaakt van middelen die kankerremmende genen activeren. Inmiddels zijn de eerste klinische onderzoeken met kankerpatiënten in de VS van start gegaan.
Die studies staan wel los van ons onderzoek, zegt dr. M. van Engeland, verbonden aan de Universiteit Maastricht. Zij deed samen met Amerikaanse wetenschappers onderzoek naar kankerremmende genen, zogeheten tumorsuppressorgenen. Dergelijke genen spelen een belangrijke rol in de controle van celdeling. Als een cel niet mag delen, houden zij de ’handrem’ erop. De afwezigheid van goed functionerende kankerremmende genen leidt tot ongecontroleerde celgroei en tumorvorming.
Van Engeland: „In de praktijk komt het erop neer dat deze genen worden uitgeschakeld doordat er een molecuul, een zogeheten methylgroep, aan het gen wordt gekoppeld. Er zijn aanwijzingen dat die koppeling onder meer kan worden veroorzaakt door een voedingspatroon met weinig groente en fruit. Groente en fruit bevatten stoffen die mogelijk voorkomen dat de kankerremmende genen worden uitgeschakeld.”
Inmiddels zijn ook middelen ontwikkeld die de methylgroep weer van de genen kunnen loskoppelen en zo de tumorremmende functie van de genen opnieuw herstellen. Dat gebeurt volgens Van Engeland door bepaalde enzymen te remmen die een rol spelen bij de koppeling van de methylgroep aan de genen.
In het Amerikaans-Nederlandse onderzoek zijn door middel van een nieuwe methode de genen opgespoord die bij kanker van de dikke darm en de endeldarm (colorectaal carcinoom) zijn uitgeschakeld. Uit de screening van tienduizend genen kwamen er in het onderzoek 74 naar voren die reageren op behandeling met de nieuwe middelen. Vervolgens is de activiteit van de genen van onbehandelde darmkankercellen vergeleken met de genactiviteit van darmkankercellen die behandeld zijn met deze middelen. Daaruit bleek dat ze in staat zijn de methylgroep weer los te koppelen van het kankerremmende gen, waardoor het gen weer actief werd.
Het vermoeden bestaat dat het mechanisme dat verantwoordelijk is voor het uitschakelen van genen met een remmende werking beïnvloed wordt door omgevingsfactoren zoals voeding. Daarom onderzoeken de Maastrichtse onderzoekers en hun Amerikaanse collega’s momenteel of er verbanden zijn te vinden tussen het voedingspatroon van mensen en genveranderingen in darmkanker. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een grote Nederlandse studie naar voeding en kanker die in 1986 is opgezet door de Universiteit Maastricht en TNO Voeding te Zeist. Dit onderzoek heeft plaats onder ruim 120.000 Nederlanders die in de tijd worden gevolgd. Van de ruim 800 deelnemers bij wie zich darmkanker heeft ontwikkeld, zijn de verschillende genetische veranderingen geregistreerd in combinatie met hun voedingspatroon.
Volgens Van Engeland zijn de uitkomsten van het Amerikaans-Nederlandse onderzoek niet alleen van betekenis voor dikkedarmkanker, maar voor allerlei kwaadaardige tumoren. „De uitschakeling van kankerremmende genen speelt een rol bij het ontstaan van tal van tumoren. Hopelijk geldt ook het omgekeerde, namelijk dat reactivering van deze genen de tumor kan terugdringen. De nu van start gegane onderzoeken bij Amerikaanse kankerpatiënten moeten daarover op termijn meer duidelijkheid bieden. Heel belangrijk is of de stoffen waarvan gebruik wordt gemaakt, geen onvermoede nadelige bijwerkingen hebben. Daarop richt zich het onderzoek in eerste instantie”, aldus Van Engeland.
Kanker aan de dikke darm en de endeldarm komt in Nederland veel voor, en neemt vooral toe bij mensen boven de middelbare leeftijd. Een colorectaal carcinoom ontstaat meestal uit een goedaardige tumor. De overgang van goedaardige tumor tot een kwaadaardig gezwel gaat gepaard met een toenemend aantal veranderingen in genen die betrokken zijn bij de controle van de deling van darmcellen. Als de genen die verantwoordelijk zijn voor het remmen van celdeling worden uitgeschakeld, kunnen darmcellen ongecontroleerd gaan delen en kan zich een kwaadaardige tumor ontwikkelen.
Het Amerikaans-Nederlandse onderzoek is uitgevoerd onder leiding van prof. Stephen Baylin in zijn laboratorium in Baltimore. De Maastrichtse inbreng bestaat uit de bijdrage van dr. Manon van Engeland en dr. Matty Weijenberg en is mede gefinancierd door de Nederlandse Kankerbestrijding, het Koningin Wilhelmina Fonds en de René Vogels Stichting.