Meer dan een snoepje voor de derde wereld
Tientallen jaren kende Nederland een minister voor Ontwikkelingssamenwerking (OS). Met de 52-jarige CDA’er A. M. A. van Ardenne-van der Hoeven treedt ’slechts’ een staatssecretaris aan. Hoe moeten zendings- en hulpverleningsorganisaties deze ’move’ uitleggen? Een politiek signaal voor de toekomst?
„Kijk”, zegt J. Bruning, directeur van de interkerkelijke organisatie voor ontwikkelingssamenwerking ICCO, „wij hebben altijd gevonden, gelet op de jarenlange traditie, dat een minister qua representatie en aandacht voor het veld belangrijk is. Daarom hebben we de afgelopen weken meegedaan met lobbywerk om de ministerpost te handhaven. We hebben vrij veel informele contacten met mensen van de diverse partijen, we hebben deelgenomen aan de wereldburgerscampagne en vorige week dinsdag een laatste brief gestuurd naar de onderhandelaars. Het is jammer dat de bakens nu zijn verzet en dat de ministerspost verdwijnt. Maar we gaan nu nuchter met de nieuwe staatssecretaris aan de slag en zullen niet telkens met haar discussiëren dat ze een minister had moeten zijn.”
Bruning vind, alles afwegend, de handhaving van het budget belangrijker dan de vraag of er een minister of een staatssecretaris is. „Ik heb de indruk dat de meesten in het veld van de zendings- en ontwikkelingsorganisaties hierin meevoelen. Je kunt je op dit moment meer zorgen maken om de economische neergang, want die leidt automatisch tot minder budget. En niet het feit dat we nu per ongeluk een staatssecretariaat hebben.” Overigens wil Bruning de ontwikkelingen wel goed in de gaten houden. „We zijn er natuurlijk als de kippen bij om na te gaan wat er verder gebeurt.”
Derk Vermeer, directeur van ZOA-Vluchtelingenzorg, vindt het een belangrijk signaal van de overheid dat de Nederlandse bijdrage gehandhaafd blijft op 0,8 procent van het bruto nationaal product. „Op het gebied van ontwikkelingssamenwerking heeft Nederland altijd het voortouw genomen”, zegt hij. „Ik denk dat de verandering in een staatssecretariaat niet zo gek veel uitmaakt. Het beleid dat het ministerie de afgelopen jaren heeft ontwikkeld, zal naar verwachting niet veranderen omdat er nu een staatssecretaris komt en de minister verdwijnt. Wel is het van belang dat het ministerie komt met een goede motivatie, zodat het niet lijkt alsof ontwikkelingssamenwerking minder belangrijk is geworden. Maar van een goede communicatie richting de organisaties is mij nog weinig gebleken.”
Vermeer vindt het belangrijk dat de geldstromen van de overheid naar de organisaties op peil blijven. Op dit moment worden diverse projecten van ZOA-Vluchtelingenzorg rechtstreeks door het ministerie gefinancierd, projecten bijvoorbeeld op de Balkan, in Rwanda en in Angola. De directeur ziet geen redenen om te vrezen dat deze projecten in gevaar komen. „Wat ik me wel afvraag: wat voor een signaalfunctie gaat er van de verdwijning van deze ministerpost uit in het buitenland? Ik kan dat niet overzien. Maar ik kan me wel voorstellen dat men anders tegen een minister dan tegen een staatssecretaris aankijkt.”
Onder het paarse kabinet is het belang van de zogeheten maatschappelijke middenveldorganisaties naar de achtergrond geduwd, zegt Vermeer. Hij verwacht dat het CDA meer belang zal hechten aan de rol die deze organisaties spelen in de bestrijding van de wereldwijde armoede.
Van de concrete invulling van het nieuwe ontwikkelingsbeleid zal veel afhangen, stelt Bas Stolk, hoofd afdeling binnenland van de Gereformeerde Zendingsbond in de Nederlandse Hervormde Kerk (GZB). „ Het ligt eraan wat bepalend is geweest om van het ministerie een staatssecretariaat te maken. Wat zit daar achter? Is het een politieke manoeuvre of blijft de intentie van het ministerie bewaard? In bepaalde politieke verbanden bestaat de angst dat de ontwikkelingssamenwerking minder accent zal krijgen. Maar de vraag is hoe de staatssecretaris zal opereren. Met bepaalde uitspraken van minister Herfkens hadden we als GZB best wel eens moeite. Zij vond dat je je in een ontwikkelingsland óf helemaal niet moet inzetten met menselijke inzet, óf zeer tijdelijk. En wij zeiden dan, met onze honderd jaar ervaring: Hulpverlening vraagt gewoon meer tijd. Natuurlijk moet de insteek zijn dat de hulpverlening niet van blijvende aard is, maar Herfkens ging daarin veel verder.”
Stolk vindt dat je van het CDA mag verwachten dat de partij meer de bijbelse noties centraal stelt, ook als het gaat om ontwikkelingssamenwerking. „In die zin ben ik wel hoopvol gestemd.”
Zijn collega B. van Bokhoven, secretaris financiën bij de GZB, zegt dat de organisatie geen rechtstreekse subsidie van het ministerie krijgt. „Mensen van de GZB die voldoen aan de ontwikkelingscriteria, worden ondersteund door de vereniging voor Personele Samenwerking Ontwikkelingswerk (PSO). Daarbij zijn ongeveer dertig organisaties aangesloten, zoals ZGG, Novib en ICCO. Gaat het om grote financiële projecten, dan worden die gefinancierd door het ICCO, een van de medefinancieringsorganisaties in Nederland. Het ICCO financiert partners overzee.”
Stichting Woord en Daad is afwachtend, laat een woordvoerder weten. „Je kunt nu wel moord en brand gaan roepen, maar het zal voornamelijk afhangen van de personen die op de posten zitten en van de aandacht die de minister van Buitenlandse Zaken heeft voor Ontwikkelingssamenwerking.”
Wat betreft de fondsenwerving lijkt het er niet op dat het dit jaar aangenomen beleid op de schop gaat, verwacht de woordvoerder. „Het nieuwe beleidskader ”Thematische medefinanciering”, een budgetlijn voor de wat kleinere organisaties, is onlangs door de Tweede Kamer goedgekeurd. In dit beleid is veel aandacht voor de eigen rol van particuliere organisaties. Als Woord en Daad kunnen we ons er goed in vinden. We hopen dat het op financieel vlak voor ons z’n vruchten gaat afwerpen.”
Woordvoerder A. Elshout van de Zending Gereformeerde Gemeenten (ZGG) merkt op dat Ontwikkelingssamenwerking onder het vorige kabinet ook al voor een deel onder Buitenlandse Zaken viel. „Het kabinet geeft wel een signaal dat het ontwikkelingssamenwerking een minder zwaar accent wil geven. Maar zeker in het licht van het asielbeleid komt dit signaal wat typisch over. Het probleem met asielzoekers zit meer in het gebied waar ze vandaan komen. Vanuit dat oogpunt zou je meer aandacht voor ontwikkelingssamenwerking moeten hebben. Het wordt bij ons vaak gezien als het snoepje dat we uitdelen in de derde wereld. Maar wij zijn, kort door de bocht gezegd, mede rijk geworden door de handelscontacten in die landen. Op ons rust de verplichting juist in ontwikkelingssamenwerking te investeren. Ik heb wel hoop dat onder het CDA het denken in organisaties en instituten overzee meer aandacht zal krijgen. Onder paars was het altijd: markt, markt, markt.”